Laatste stop in Zuid-Amerika: Colombia
Met dank aan onze vrienden van Qantas zijn Jorieke en ik min of meer gedwongen om Colombia te bezoeken. Vanaf Bogota kun je namelijk het goedkoopst Zuid-Amerika per vliegtuig verlaten en dat was precies hetgeen wat we Qantas moesten laten zien om 5 maanden geleden van Sydney naar Buenos Aires te mogen vliegen. Eerlijk gezegd wisten we niet of we wel naar Colombia wilden reizen. Ook wij kenden alleen de schrikverhalen over ontvoeringen, drugs en wapens. Met al onze ervaringen van het afgelopen jaar wilden we niet gelijk de hoop opgeven en na wat onderzoek op internet bleek dat Colombia een vakantiebestemming in opkomst is. De laatste tien jaar is enorme vooruitgang geboekt op het gebied van veiligheid, wat voor sterk toegenomen bezoekersaantallen heeft gezorgd. Tel daarbij veel goede verhalen van mede reizigers op en de keuze was snel gemaakt, op naar Colombia!
Aangekomen in Bogota viel onderweg snel op dat Colombia sterk (westers) ontwikkeld is, in ieder geval op weg naar het centrum van de stad. Goede wegen, malls, relatief nieuwe auto´s, dat soort dingen. Ons eerste bezoek aan Bogota zou maar 1 dag duren, aangezien we de volgende avond naar het Caribische eiland San Anders zouden vliegen. Toch zijn we op zondag natuurlijk even de stad in gegaan. Bogota heeft een sfeervol oud centrum en op zondag komt het helemaal tot haar recht. Dat is namelijk de dag van de week die in het teken staat van fietsen en door de stad lopen. Wegen zijn deels autovrij en overal zie je families die gezellig een stukje door de stad struinen. Maar zoals gezegd moesten wij aan het einde van de middag weer richting het vliegveld om voor het eerst sinds tijden het mooie weer eens op te zoeken.
Met Providencia en San Andres heeft Colombia een tweetal eilanden in de Caribische Zee waarvan San Andres het grootste is. De eilanden horen dan wel bij Colombia, maar geografisch zou je verwachten dat ze bij Nicaragua horen, aangezien dat maar 200km ten westen van de eilanden ligt. Colombia ligt namelijk 800km ten zuidoosten. Naast Colombianen heeft het eiland ook een inheemse bevolking die een soort Caribisch Engels spreken. Tel daarbij de witte stranden, de fantastische duikmogelijkheden en natuurlijk goed weer bij op en je hebt een geweldige vakantiebestemming. ´s Ochtends vulden wij onze dagen met duiken en ´s middags gingen we na de lunch dan lekker op het strand een welverdiend dutje doen. Ja, wat een zwaar leven... Tijdens de laatste dagen reden we nog een paar rondjes over het eiland met een golfkarretje, waardoor we ook de inheemse bevolking meer tegenkwamen. Zo raakte Jorieke in gesprek met kinderen die geen idee hadden waar Nederland ligt en hoe wij ons kunnen wassen zonder een warme zee. Leg dan het concept warme douche maar eens uit!
Na vijf heerlijke dagen was het helaas alweer tijd om het vliegtuig richting het vasteland te pakken. Via een tussenstop en een nachtje slapen op het vliegveld van Bogota kwamen we een dag later aan in Santa Marta, aan de noordkust van Colombia. Santa Marta is een koloniale stad waar niet al teveel toeristen komen. Dit komt vooral omdat Colombianen de omliggende resortplaatsen gebruiken om vakantie te vieren en backpackers meer in het naastgelegen Taganga verblijven. Naast een dagje de stad bekeken te hebben gingen we ook naar het dorpje Minca, waar men op biologische wijze koffiebonen verbouwd. Het dorpje zelf is niet heel bijzonder, maar bij toeval kwamen we in Hotel Minca uit, waar we een mooi overzicht hadden over de vallei en omringd werden door kolibries. Natuurlijk hebben we een flinke hoeveelheid koffiebonen gekocht om in Nederland van te gaan genieten. Het mooiste was om ongebrande bonen bij het handelskantoor te kopen. Toen Jorieke uitlegde dat ze graag 500 gram wilde was een verbaasde blik alles wat ze kreeg. Wat kun je met 500 gram bonen? De zakken die daar lagen waren 70kg, maar dat leek ons wat veel voor in onze backpacks. Uit eindelijk mochten we toch een pond kopen, dus we gaan in Nederland voor het eerst zelf koffie branden.
Volgende stop was het Tayrona National Park. Dit park bestaat met name uit jungle, maar toeristen komen met name voor de mooie stranden. Via een tocht door de jungle kom je uiteindelijk bij de campings aan een van de stranden uit. Je kunt kiezen om te gaan kamperen of om in een hangmat te gaan slapen. Wij wilden natuurlijk het laatste, met genoeg dut-ervaring in hangmatten waren we benieuwd hoe het zou zijn om een hele nacht zo te slapen. Eigenlijk was het ideaal, behalve dat je wakker werd als je je om moest draaien, maar ik kan het zeker aanraden! Op onze derde nacht in het park wilden we via een oud verloren dorpje verder door de jungle trekken om uiteindelijk op de hoofdweg het park te kunnen verlaten. Onderweg besloten we toch een afslag te nemen om naar het verste en meest geïsoleerde strand te kunnen trekken. Dit zou ongeveer nog een uur moeten duren, dus toen we een uur later inderdaad op het strand stonden konden we ons geluk niet op. Ik vond het wel vreemd dat ik wat jongens herkende die een avond eerder op de camping flink hadden zitten drinken, maar die blijkbaar met kater en al ook 4 uur door de jungle hadden gelopen. Het werd allemaal nog iets vreemder toen we ze naar de camping vroegen. Er zat er namelijk eentje op 5 minuten in oostelijke richting en eentje op een uur in westelijke richting. Toen de dichtbij zijnde door een van de jongens werd omschreven bleek dat we op een of andere manier via een bocht terug waren gelopen naar ons beginpunt. Fijn! We besloten dus nog maar een nachtje op het eerste strand te slapen en via de normale weg het park te verlaten.
Terug in Santa Marta besloten we een dag later een busje naar Mompox te nemen. Dit busje pikte ons 1,5 uur te laat op, maar dat was nog maar het begin van de vertraging. Colombia heeft momenteel met erg veel overstromingen te maken, wat zorgt voor landverschuivingen en kapotte wegen. De weg richting Mompox is hier duidelijk slachtoffer van geworden en uiteindelijk kwamen we vast te zitten op een modderweg ergens op het platteland. Met hulp van een vrachtwagen konden we gelukkig uiteindelijk verder, zodat we na middernacht toch nog aankwamen op de plaats van bestemming. Het bleek een van de mooiste hostels van de trip te zijn en omdat ze vol zaten mochten wij in voor de prijs van een hostelkamer in het mooiere hotelgedeelte slapen. Wat een luxe!
Mompox heeft een centrum wat door Unesco op de werelderfgoedlijst is gezet. Eigenlijk is er niet heel veel te doen, maar mensen zijn er extreem vriendelijk en het is dan ook heerlijk om gewoon op het centrale pleintje te gaan zitten. Met een vers sapje in je hand kun je heerlijk het dagelijkse leven aanschouwen en genieten van het lekkere weer. Het klinkt misschien wat suf, maar er zijn niet veel mooie plekken waar je in alle rust kan genieten. Voor de dames onder jullie is er nog een trekpleister, namelijk de lokale sieraden. Mompox staat namelijk bekend om de zilveren oorbellen en kettingen die met de hand worden gemaakt. Blijkbaar wist de Sint dit ook, want op 5 december had de ouwe baas een setje oorbellen compleet met gedicht op Jorieke´s kussen gelegd. Hoe hij wist dat we hier zaten, niemand weet het...
Terug aan de noordkust kwamen we aan in Cartagena, de meest toeristische plek van Colombia. Dit is niet zonder reden, want Cartagena heeft bijna altijd mooi weer, stranden en een fantastisch oud centrum. Naast de stad gingen we ook een dag naar de zogenaamde moddervulkaan. Deze vulkaan is zo´n 60 meter hoog en heeft lauwwarm modder in haar krater. In de modder kun je drijven en ondertussen gemasseerd worden tot je compleet modderig lekker tot rust komt. Verwacht echter geen spa praktijken, want het is allemaal vrij primitief. Misschien is het juist daarom wel zo leuk, want het is echt een aparte sensatie. Je blijft namelijk drijven in de modder, maar zwemmen is erg lastig. Al spartelend probeer je je dus soms een weg te banen, maar beter kun je gewoon lekker gaan liggen. Eenmaal uit de vulkaan word je in het meer gewassen door de lokale bewoners voordat je weer in de bus stapt. Niet vergeten om je cameraman, je masseur en je wasvrouw een euro per stuk te geven, maar wat was het geweldig.
Terug in Cartagena kwamen we in gesprek met een jongen van 15 die vreemd genoeg uit de stad kwam. Wij dachten namelijk allebei dat het een Amerikaan zou zijn, maar het was toch echt een vloeiend Engels sprekende Colombiaan. Ondanks zijn leeftijd had hij een enorm volwassen kijk op het leven en wist erg veel over geschiedenis en hedendaagse problemen in het land. Toen we een paar uur later afscheid namen waren Jorieke en ik vooral verbaasd. Wij hebben het jaar reizen nodig gehad om een bepaalde blik op dingen te krijgen, maar deze snotneus van 15 had het allemaal al goed op een rijtje. Bijzonder!
De dagen in Cartagena waren gemakkelijk te vullen, maar 11 december moesten we toch het vliegtuig richting Bogota nemen. Naast het oude deel bezochten we ook het nieuwe deel van deze miljoenenstad. Het is een erg leuke stad waar je veel musea kan bezoeken, onder andere over Botero, de Colombiaanse schilder en kunstenaar die alles in zijn werken groter maakt dan in werkelijkheid. Voor ons waren het beelden en schilderijen die je vaker hebt gezien, maar niet kon plaatsen. Ja ja, we hebben weer eens iets cultureels geleerd!
Hiermee kwam een einde aan onze trip door Colombia. En om nog even terug te komen op de vraag of Colombia nou zo gevaarlijk en crimineel is, ik ben in totaal twee keer mijn telefoon en een keer onze kleine camera vergeten. Als zelfs 14 jarige jongens je telefoon vanuit je golfkarretje terug komen brengen weet je dat het mentaliteit van de mensen wel goed zit. Een fantastische bestemming!
Peru
Op het moment zitten we al weer een tijd aan de zonnige Caribische kust van Colombia, maar dat betekent niet dat ik het verhaal van Peru kan overslaan. Rolf en ik hebben er in de 3 weken dat we er zijn geweest zoveel mooie dingen gezien en gedaan dat ik er wel over moet schrijven. Beter laat dan nooit toch?
Peru is waarschijnlijk het meest toeristische land van Zuid Amerika door een aantal grote trekpleisters met als hoogtepunt de Inca ruïne Machu Picchu in de buurt van Cuzco. Dit was dan ook onze eerste stop in Peru, want dat kan je natuurlijk niet overslaan als je in Peru bent. Het was best even wennen toen we in Cuzco aankwamen, na het relatief rustige Bolivia waren we hier weer in een mega gringo (blanken) hoofdstad. Het is een hele mooie stad met mooie gebouwen en veel geschiedenis, maar ze weten wel hoe ze zoveel mogelijk kapitaal uit de blanken die hier komen weten te wringen. Er zijn zoveel winkeltjes en restaurants puur en alleen gericht op blanken. Wat het wel leuk maakte was dat één van die vele gringo's een oud collegaatje van me is van Croissanterie Jolie. Lise zat voor een aantal maanden voor vrijwilligerswerk in Cuzco en we moesten dan ook zeker een kopje koffie met haar doen. Ze was die week ook jarig dus we hebben nog een drankje op haar verjaardag gedronken. Het was echt super leuk om weer eens een bekend gezicht te zien na al die maanden en op haar verjaardag had ze zelfs pepernoten gebakken en dat verslaat elke verjaardagstaart als traktatie!
Gelukkig zijn in gringohoofdsteden alsnog vele manieren te vinden om te ontsnappen en door een tijdelijke local te kennen, is het altijd makkelijker om achter de speciale dingen van een stad te komen. In Peru en vooral in Cuzco is het ongeveer 350 dagen in het jaar een feestdag maar toen wij er waren was het echt een speciale dag. Het was namelijk de dag van de doden. Dit is een tweedaags feest waarin de Peruaanse mensen de overleden familieleden eren en naar de graven toegaan om tijd door te brengen met de doden. Niets triests of verdrietigs aan, gewoon feestvieren met de familie. Samen met Lise, een aantal huisgenootjes van haar en een andere Nederlander die we die dag op de markt hadden leren kennen zijn we naar de meest luxe en dure begraafplaats geweest. Het was echt een bijzondere ervaring om te zien hoe hele families bij de graven aan het eten waren met hun overleden familie. Er werd zelfs een klein biertje bij de meeste graven neergezet. Ja, bier is onlosmakelijk verbonden met feestdagen en de Peruanen beginnen dan ook al vroeg met de biertjes. Aangezien Lise jarig was vertrok ze eerder, maar Rolf en ik hebben samen met Ilir (de Nederlander van de markt) een tijd lang biertjes gedaan met een Peruaanse familie. Het ene biertje dat we wilden drinken zijn er vele meer geworden en toen we eindelijk weg gingen werd er afscheid genomen alsof we al jaren vrienden waren. Erg gezellig weer.
Na deze vele biertjes waren we wel toe aan een vullende maaltijd en kwamen we terecht bij een van de vele Chinese restaurants die Peru rijk is. Wel apart is dat niet alleen vele Chinezen in het verleden naar dit land getrokken zijn (zoals eigenlijk elk land in de wereld, Chinezen zijn echt overal) maar dat Japan ook een groot aandeel heeft in de geschiedenis van Peru. Ik wist bijvoorbeeld niet dat ze voor een lange tijd een president hebben gehad van Japanse afkomst. Zo leer je altijd weer nieuwe dingen op reis. Wat erg grappig was tijdens deze maaltijd was om te leren dat we toch echt een stuk pittiger eten dan vroeger. We hadden de maaltijden voor ons staan en aangezien de porties veel te groot waren konden we het niet op. Net toen we klaar waren kwam er een jongen rond de 12 jaar langs om snoepjes te verkopen. In Peru zie je veel kinderen die op straat leven dit doen als manier om geld te verdienen. Aangezien we nog zoveel eten over hadden, vroeg ik aan de jongen of hij anders niet aan tafel wilde komen zitten om het op te eten. De jongen wilde dit natuurlijk maar al te graag totdat hij mijn noedels proefde. Ik dacht dat ik het niet scherp had gemaakt, maar na 2 happen stond zijn mond in brand en wist hij niet waar hij het moest zoeken. Gelukkig hadden we nog wat Inca Cola (nummer één drankje van Peru, geel en is heel erg zoet) en een groot bord rijst om de brand te blussen. Mijn noedels waren zelfs zo scherp dat hij het ook niet mee wilde nemen en het beperkte tot de rijst. Toch best grappig om mee te maken, nu kunnen we ons eindelijk goed vertonen bij mijn Indonesische familie. Ondanks dat ik nog steeds niet in de buurt kom van hoe pittig mijn oma het eet. In ieder geval is het pittiger dan de Peruaanse jongen aan kan...
Na een paar dagen in Cuzco te hebben doorgebracht was het dan eindelijk tijd om op de trek te gaan naar het wereldwonder Machu Picchu. De traditionele trek om er te komen is de Inca trail, maar door de grote populariteit moet je deze al enkele maanden van te voren boeken en betaal je de hoofdprijs. Wij gingen voor een alternatief dat een stuk goedkoper is en die we twee dagen nog konden regelen; de Salkantay trek. Dit is een 5 daagse trek waarbij je over de Salkantayberg komt met een hoogte van 4700meter en je uiteindelijk vlak bij Machu Picchu aankomt. Deze trek is een van de populairste alternatieven voor de Inca trail en niet voor niets. Het is echt een super mooie route waarbij je door verschillende landschappen loopt. We waren van te voren benieuwd hoe we het zouden vinden, want dit was voor het eerst dat we echt zelf naar 4700meter zouden lopen (in Bolivia zijn we hoger geweest, maar dit was in een auto) en we 5 dagen achter elkaar zouden lopen. Het werd ons wel een stuk makkelijker gemaakt doordat we nu niet met alle spullen hoefden te lopen. Er waren muilezels die vooruit liepen met de tenten en eten. Het was zelfs zo luxe dat we geeneens de tenten zelf op hoefden te zetten en het eten werd ook voor ons gemaakt. Kijk dan hoef je je alleen maar bezig te houden met het lopen en te genieten van de mooie uitzichten. Na de eerste nacht op 4000meter hoogte met bijbehorende koude temperaturen werden we ook blij verrast met tentservice. Jaja, we werden gewoon wakker gemaakt met een kopje coca thee in bed, fijner wordt het niet na een koude nacht en wakker worden om 5uur ´s ochtends. De tweede dag was het zwaarst van de hele trek, je vertrekt op 4000meter om naar 4700meter te klimmen (wat best pittig is met de ijle lucht) en we eindigden op 2400meter. Aardig veel lopen dus op 1 dag, maar onze groep was zo snel en actief dat we in plaats van de gemiddelde 10uur het in 7uur deden. Het was achteraf gezien ook erg goed te doen en het uitzicht boven op de berg was echt fantastisch. En wat doe je dan in een Zuid Amerikaans land aan het einde van de zwaarste dag van de trek? Een potje voetballen natuurlijk. Samen met de gidsen hebben we nog twee potjes gespeeld, en het werd al snel duidelijk dat Rolf en ik het maar beter bij basketbal kunnen houden. Wat waren wij slecht zeg en we hadden echt geen idee wat we aan het doen waren. Maar leuk was het in ieder geval wel en ik was helemaal trots toen ik op een of andere manier toch nog een keer gescoord had.
De derde en vierde dag hebben we door regenwoud gebied gelopen, nog een middag in een thermaal bad tussen de bergen gebadderd waar ik vriendinnetjes ben geworden met een Peruaans meisje (ik kreeg koekjes van haar en zij kreeg steun om niet te verdrinken), ´s avonds bij een kampvuur gezeten waar we rode wijn gemixt met cola dronken (blijkbaar een Hongaars prezondaglunch drankje), we over een houten loopbrug 100 meter lang met missende planken 50 meter boven de rivier moesten lopen, in een bakje hangend aan een kabel een andere rivier overstaken en eigenlijk gewoon hebben genoten met onze gezellige groep in deze mooie omgeving. De vierde dag kwamen we aan het eind van de dag aan in de plaats onderaan Machu Picchu. Het grote verschil met de Inca trail is dat je niet echt Machu Picchu in loopt en je via de normale toeristeningang naar binnen gaat. Maar ja om de traditie van de trek erin te houden moesten we hier natuurlijk wel heen lopen, wat betekent dat je weer eens om 4 uur ´s ochtends opstaat om 560 traptreden naar boven te lopen. Rolf en ik hadden nog een valse start, want 10 min nadat we de kamer verlaten hadden realiseerde ik me opeens dat de camera nog in de hotelkamer lag en je kunt natuurlijk niet zonder camera naar Machu Picchu. Na een klein sprintje naar de gids getrokken te hebben en samen met hem weer terug naar de kamer, heb ik gelukkig met wat hulp van hem in kunnen breken in onze eigen kamer en hadden we toch nog de camera!
De beklimming van de berg en het eerste uitzicht op Machu Picchu was echt magisch. Ondanks dat het regenseizoen was hebben we alle dagen alleen maar zon gehad en dit was de dag van het bezoek van Machu Picchu niet anders. Echter was door het vroege daguur het nog wel mistig en lagen Machu Picchu en de omringende bergen verscholen in een dun laagje wolken. Echt zo mooi! Het was heel bijzonder om na die vele dagen lopen eindelijk de bekendste Inca ruïne ter wereld in het echt te zien. Het is iets dat je al heel veel op foto´s hebt gezien, waarvan je hoopt dat het in het echt net zo mooi gaat zijn en dat is het ook zeker. We konden misschien dan niet helemaal naar binnen lopen maar op deze manier kom je wel als eerste het hoofdcomplex binnen en nog genieten van de gigantisch mooie ruïne zonder andere toeristen erin. Je ziet de zon opkomen boven de bergen en gebouwen en langzaam trekt de mist weg om alles in volle glorie te laten schijnen, waardoor het bijna een magische plek wordt. Toch vond ik het grappig om er achter te komen dat het eigenlijk helemaal niet zo oud is. Op een of andere manier dacht ik altijd dat het duizenden jaren oud was, maar het is pas in 1430 gebouwd door de Inca´s. Het Incatijdperk is zeer belangrijk in de geschiedenis van Zuid Amerika, maar eigenlijk heeft dit koninkrijk helemaal niet zo lang bestaan. De Spanjaarden kwamen al snel na de opkomst van dit koninkrijk. Ze namen de macht over en hebben vele Inca steden en tempels verwoest op hun krijgstocht door het continent heen. Dit is hetgeen wat nu wel net Machu Picchu bijzonder maakt, want door de afgelegen ligging hebben de Spanjaarden dit niet kunnen vinden en kunnen leegroven van al het goud. De eerste ontdekking van deze heilige plaats was pas in 1911 door de Amerikaanse archeoloog Hiram Bingham. Jaja, precies 100jaar geleden en dit werd dan ook gevierd met een speciale Machu Picchu stempel die wij nu ook in ons paspoort hebben staan. Je moet toch wat om je paspoort vol te krijgen...
Grappig genoeg hebben wij het met een aantal van onze groep deze laatste dag het zwaarst gemaakt. Naast tussen de mooie ruïnes lopen, is het ook mogelijk om Wayna Picchu te beklimmen. Dit is een berg aan de noordzijde waarvan je op grotere hoogte een heel mooi uitzicht hebt over de ruïnes. Je moet hier wel van te voren voor reserveren en het is een extra klim, maar als je er bent kan je maar beter alles eruit halen toch? Nou dat hebben we geweten. De klim naar de top was prima te doen, erg steil maar het uitzicht maakte het gelijk meer dan waard. We maakten het ons alleen echt zwaar door de tocht naar beneden. We waren met 8 man van onze groep en er waren 2 wegen naar beneden. Om een of andere reden hadden we bedacht dat we via een grot de lange weg naar beneden zouden nemen. Helaas was dit niet alleen naar beneden maar ging het op en neer. Dit had als gevolg dat we door de brandende zon, watertekort bij iedereen en door de 2uur extra lopen echt allemaal kapot gingen. Eenmaal aangekomen bij de uitgang heb ik nog nooit zoveel mensen zo blij gezien door veel te duur water, waar we echt te hard aan toe waren. Hierna kwam misschien wel het grappigst van het hele bezoek aan Machu Picchu. Voor we weer de 560 treden naar beneden zouden lopen (je kon ook een bus nemen, maar we vonden dat we de trek ook lopend af moesten maken) zijn we om bij te komen even lekker in de schaduw gaan zitten met uitzicht op de ruïnes. Machu Picchu is niet alleen voor blanken toeristen een druk bezochte plaats, maar ook voor Peruanen. Elke Peruaan komt voor zijn afstuderen naar deze heilige plaats en wij waren blijkbaar vlak naast een Peruaans gezin gaan zitten. Rolf had gezien dat een meisje stiekem een foto van ons maakte dus hij zei dat ze wel op de foto met ons mocht als ze wilde. Nou dit was het startsein voor een hele fotoshoot. Ik weet niet hoeveel Peruanen hierna met ons op de foto wilde, maar in een kwartier tijd zijn er genoeg foto´s genomen om drie fotoalbums te vullen. Echt super grappig.
Na nog een dagje in Cuzco met een deel van onze groep gezellig door te brengen, was het tijd om weer door te trekken. We zijn naar Arequipa gegaan waar we in een paar dagen de stad bekeken hebben, een groot en mooi klooster bezocht hebben, een kookcursus gedaan hebben en sinds lange tijd weer eens een filmpje gepakt hebben. We hebben daar in de omgeving ook samen met een Hongaarse meid (die van de rode wijn cola mix) uit de groep weer een trek gedaan; nog even alles eruit halen voor we onze konten op een strand in Colombia rust mochten geven. We zijn naar Colca Canyon geweest en dit is met meer dan 3000meter diepte de diepste Canyon ter wereld. Het is zelfs twee keer dieper dan de Grand Canyon. Een fantastische plek om dus weer een stuk te lopen. Je kunt dit met een tour doen, maar het is ook harstikke makkelijk om het zelf te regelen dus hebben we dit met zijn drietjes gedaan. Na wat informatie vergaard te hebben, begonnen we de eerste dag al weer vroeg. Nee, ik ben geen ochtendmens geworden, maar we wilden de eerste dag graag naar een waterval lopen wat volgens het hostel niet te doen was is één dag. Door vroeg op te staan wilden we het meeste uit onze poging halen. Nou achteraf gezien hadden we veel later kunnen vertrekken, want we waren er al om half 2 ´s middags. Blijkbaar zijn we een stuk sneller dan de gemiddelde wandelaar, wat dan toch wel weer leuk is om te merken. En dat terwijl we iemand mee hadden die ons een beetje ophield. Nee niet de Hongaarse maar ons huisdier tijdens deze trek. Voor het hostel lag ´s ochtends een hond die besloten had om met ons mee te lopen. Straathonden lopen wel eens vaker een stukje mee met je mee, maar toen hij na een half uur nog steeds bij ons liep hebben we hem maar tot medetrekgenoot gemaakt. Chicken (naam verzonnen door Rolf) had het toch best een beetje zwaar in de zon, en had vaak even pauze in de schaduw nodig. Het was echt grappig om te zien dat het beest helemaal blij werd om zo mee te mogen met ons. Het eten dat hij van ons kreeg maakte het natuurlijk ook extra interessant.
Voor hem helemaal luxe was dat hij van mij in mijn bed mocht slapen, ik vond dat hij als straathond wel eens een lekker zachte ondergrond verdiend had. En Chicken heeft uiteindelijk als enige van ons lekker geslapen die nacht. Het lag niet aan de bedden in dit superkleine en mooie plaatsje van 10 huizen ver weg in de bergen, maar meer aan dat toen ik mijn dekens van mijn bed opensloeg er een schorpioen in rondliep. Hmm, dan ben je opeens weer zeer van bewust dat je hier wat andere enge beestjes hebt dan in Nederland. Gelukkig maar dat ik nog even gekeken had, want ik was er anders gewoon bovenop gesprongen. De tweede dag hebben we weer een stuk gelopen op een pad waar we helemaal geen andere toeristen tegenkwamen. Het leuke aan zelf een route plannen is dat we ook een route konden nemen die alle tourgroepen niet nemen en alles lekker op ons eigen tempo konden doen. En ons eigen tempo heeft ons lekker lang op de tweede dag in de Oase gehouden. Midden in de canyon ligt opeens een groen stukje land waar ze allemaal hotels hebben neergezet en zwembaden gevuld met het water uit de rivier die erheen stroomt. Oftewel een heerlijke plek om even een paar uur te relaxen in het zonnetje voor we weer naar boven moesten. Dat was het enige vervelende aan de Oase, je had heel erg duidelijk uitzicht op de steile berg die we op moesten. Uiteindelijk was het goed te doen om de 1100meter omhoog te klimmen, maar wat waren we blij dat we de middaghitte hadden overgeslagen want anders was het wel zwaar geweest in de brandende zon. Vlak voor we boven waren, hebben we weer een mega gave ervaring met condors gehad. Wij hadden ze natuurlijk al in Bolivia van dichtbij gezien, maar Georgie had ze nog niet eerder gezien. Terwijl we naar boven liepen, hoorde ik opeens geflapper naast mijn hoofd. Ik kijk op en zie op een paar meter afstand 3 condors met 3,5 meter vleugelspan naast me vliegen. Rolf was met zijn lange benen wat sneller omhoog dan wij vrouwen maar we hebben alle drie(Chicken was niet geïnteresseerd) enkele minuten met open monden kunnen genieten van deze mooie beesten die om ons heen bleven vliegen.
Na deze mooie ervaring was het weer tijd om verder te trekken. Maar vlak voor we Arequipa uit gingen, moest ik toch nog even de plaatselijke cuisine proberen. In Peru zijn ze heel erg trots op hun plaatselijke keuken die zeer verschilt per regio. En in de bergregio eten ze waar Peru misschien wel het meest berucht om staat; Cuy, oftewel cavia. Cavia is al honderden jaren belangrijk als delicatesse in de bergkeukens tijdens speciale gelegenheden. Dit is te zien in het schilderij van het laatste avondmaal in de kerk in Cuzco waar een cavia als maaltijd voor Jezus ligt. En tja ik moest het toch even proberen. Ik moet zeggen dat wanneer zo´n beest in stukken gebakken voor je op je bord ligt het toch wel erg vreemd is, maar ja dood was hij nu toch al. Ik heb wel even zijn hoofdje toegedekt om niet aangestaard te worden tijdens het eten en kan nu zeggen dat het echt naar kip smaakt. Ik vond het eigenlijk niet zo heel bijzonder. Geef mij dan maar liever de andere specialiteit van het land.
De andere specialiteit van het land is ook het favoriete voedsel van alle taxichauffeurs die we hebben gesproken en ik kan na ons bezoek aan Lima ook zeggen dat ceviche mijn favoriete eten is uit Peru. Ceviche is rauwe vis gegaard in limoensap met ui en chili en is echt super lekker. Rolf en ik hebben in ieder geval genoeg verschillende variaties gehad, want in de twee dagen dat we in Lima waren hebben we vooral gegeten. We vonden Lima verrassend genoeg een hele leuke stad met hele aardige en open mensen en heel veel restaurantjes. We hadden van te voren veel negatieve verhalen gehoord, maar wij delen dit gevoel echt totaal niet. Ik moet wel zeggen dat we echt vooral etend de tijd hebben doorgebracht, dus ja misschien een beetje scheef beeld aangezien je ons eigenlijk niet blijer krijgt dan met plaatselijk eten. (ok vooral mij) Ik weet eigenlijk niet hoe we het voor elkaar hebben gekregen, maar we hebben de tweede dag in Lima nooit langer dan 45 minuten tussen twee maaltijden gehad. Na dit bezoek aan de hoofdstad konden we dan ook helemaal vol en voldaan dit mooie land verlaten. Al met al was 3 weken in Peru veel te kort en hebben we niet veel van dit grote land gezien, maar wat we hebben gezien was erg leuk en smaakt voor de toekomst zeker naar meer.
Bolivia, land van hoogtepunten
Een paar weken geleden lieten Jorieke en ik jullie in Santa Cruz achter. Vanuit deze grote stad zijn we snel weer op pad gegaan om iets meer van het nog niet extreem toeristische Bolivia te zien. Als bestemming hadden we Samaipata uitgekozen. Met een gedeelde taxi waren we na drie uurtjes aangekomen in dit kleine en schattige plaatsje. De trekpleisters van het plaatsje liggen vooral in de omgeving, met een enorm natuurpark en een historische Inca plek genaamd El Fuerte. Deze laatste trekpleister bezochten we als eerst. Feitelijk is het een vlakke bergtop waarin allerlei graveringen zijn gedaan. Schijnbaar waren er rond 2000 voor Christus al bewoners, maar de bekendste bewoners zijn de Inca´s geweest. Vanuit die tijd zie je nog allerlei ruïnes en de meest interessante graveringen. Sommige mensen beweren dat El Fuerte een landingsbaan voor ufo´s is, maar dat laten we maar aan ieders eigen verbeelding over.
Feit is dat het een bijzondere plek is om te bezoeken, niet alleen historisch, maar ook vanwege de mooie omgeving. Omdat er regen dreigde waren wij als goede Hollanders maar snel in een taxi gesprongen, wat een hele dimensie aan het bezoek toevoegde. Onze chauffeur maakte er een sport van om zo dicht mogelijk achter ander stof opgooiend verkeer te kruipen en vervolgens even flink vaak conjo te roepen wanneer hij kon inhalen. Ook boven aan de heuvel werd iedereen met een vriendelijk conjo begroet en kletste onze vriend met elke passant. Het klinkt misschien wat vreemd, maar vriendelijker dan deze chauffeur zijn we ze nog niet vaak tegengekomen. Grote mond, grote glimlach, dat type.
Na dit avontuur op de berg trokken we een dag later de wandelschoenen weer aan om een bezoek te brengen aan het nationaal park Amboro. Het werd een erg mooie trek door extreem oud oerwoud en over mistige bergtoppen. Hoogtepunt van het deel waar wij waren zijn de 12 meter hoge varens. Probeer die maar eens bij de Intratuin te vinden... Onze gids vertelde uitgebreid over de historie en bescherming van de bijzondere natuur, wat ons een goede kans gaf onze kennis van het Spaans te testen. Na een paar maanden in Zuid-Amerika gaat dat toch best redelijk. De acht uur durende tocht beviel ons zo goed dat we een dag later met dezelfde gids op de zogenaamde condortrek zijn gegaan. Na een twee uur durende jeep rit door het ruige berglandschap, wandel je in drie uurtjes een berg omhoog. Aangekomen aan de top kom je aan bij een klif waar je met een beetje geluk condors van dichtbij kan zien. Blijkbaar hadden wij die dag nogal veel geluk, want gelijk na aankomst kwam er al snel een condor langs vliegen. Met een spanwijdte tot 3,5 meter is dat een enorm indrukwekkend gezicht, maar het werd alleen nog maar beter. Enige tijd later besloot een andere condor namelijk te landen op zo´n 3 meter van waar wij zaten, wat natuurlijk fantastisch was. Nadat de vogel weer gevlogen was (jaja) waren wij al extreem blij. Maar goed, als toetje besloot ze nog een keer terug te komen. Met de vleugels volledig gespreid en de klauwen uitgeklapt kwam de enorme condor recht op met name Jorieke af. Nadat het eerst natuurlijk erg mooi was, werd het uiteindelijk toch wat te eng voor Joriek en dook ze toch maar achterover. Ik zou waarschijnlijk hetzelfde hebben gedaan, maar de gids begreep er niets van en barste in lachen uit. Ondanks dat deze roofvogels volgens hem kalfjes aanvallen, hoef je er blijkbaar als mens nooit bang voor te zijn. We hebben het niet op film, maar wat het blijft een hele bijzondere herinnering!
Vanuit Samaipata wilden we graag verder reizen naar Sucre. Dit kon alleen per nachtbus, een rit die twaalf uur zou duren. Prima te doen naar onze maatstaven, ware het niet dat de weg grotendeels ongeasfalteerd was. Tel daar een lekkere oude bus bij op en ik kwam tot een nachtrust van 2 of 3 uurtjes. In Sucre hebben we eerst dus maar even bijgeslapen en vervolgens een hele bijzondere tour geregeld. Vanuit Sucre kun je namelijk met Condor Trekkers de afgelegen inheemse dorpjes bezoeken die in een schitterende omgeving liggen. Het bijzondere aan Condor Trekkers is dat het een non-profit organisatie is in de meest pure zin van het woord. Geen fancy jeeps, geen dure slaapplekken, maar gewoon lokaal vervoer en lokale hospedajes. Op de eerste dag liepen we op zo'n 3800 meter hoogte over een Inca pad langs muurschilderingen en grotten waar nauwelijks andere toeristen komen. Onderweg spraken we (of eigenlijk met name de gids natuurlijk) met de lokale mensen en boden hun wat eten of indien nodig medicijnen aan. Ook coca bladeren deden het erg goed, aangezien dat in deze omgeving niet groeit en het toch een soort van eerste levensbehoefte is. Ook vertelde de gids ons het een en ander over de aankomende verkiezingen. Het meest bijzondere vonden wij de uitspraak van president Morales dat je van Coca-Cola drinken kaal wordt en dat het eten van kip mannen tot homo´s maakt. La Paz zal dan wel de volgende gay capital van de wereld worden, aangezien kip met patat het favoriete eten van de Bolivianen is.
De volgende dagen trokken we steeds verder door de omgeving en genoten we van de verschillende uitzichten, de bijzondere mensen en de leuke groep waarmee we aan het lopen waren. Aan het einde van dag drie zouden we kamperen aan een rivier (liep ik toch niet voor niets met een tent aan mijn backpack) en kunnen genieten van heerlijke thermale baden. Voordat het zover was lunchten we eerst nog bij een volledig geïsoleerde familie ergens in de bergen. Na enige aarzeling was het al snel erg gezellig met de familie en had Jorieke ook een van jonge geitjes op schoot genomen. Schattig natuurlijk, maar na een tijdje kreeg ze er toch wel een erg warme broek van omdat het beestje blijkbaar een (te) volle blaas had. Iedereen lachen natuurlijk en na een verkleedpartij kon Jorieke ook weer op pad. Na drie lange dagen lopen kwamen we bij de rivier aan en lagen we 's avonds heerlijk te badderen in warm water. Geen andere toeristen, geen fancy badjassen of sapjes, maar gewoon genieten van heerlijk water en een briljante sterrenhemel.
Dag 4 stond in het teken van terugrijden, maar eerst moesten we natuurlijk nog wel even snel het warme bad weer in. Rond een uurtje of 10 vertrok de vrachtwagen waarmee we terug naar Sucre zouden keren. Het begrip vol is vol bestaat bij deze zogenaamde camiones niet en uiteindelijk zaten we met ongeveer 90 mensen in de laadruimte. Zaten is niet het juiste woord, want iedereen stond dicht op elkaar gepakt zwetend en wel te proberen de rit zo goed mogelijk te volbrengen. Het laadruim kraakte en bewoog alle kanten op en de vrachtwagen kon nog net genoeg remmen om de afgronden te ontwijken. Verder was de chauffeur rustig een biertje aan het drinken en brandde de zon hevig op iedereens bolletje. Pittig dus, en ik vond het eerlijk gezegd best eng. Soms is kleiner zijn toch echt handig, want de afgronden kwamen echt wel eens dichtbij en natuurlijk kon ik dat allemaal goed zien. Maar ach, vier uur later stonden we weer in Sucre en hadden we toch echt wel een hele bijzondere tocht gemaakt. Mocht je ooit in Sucre komen, ga met Condor Trekkers de achterlanden in!
Na dit hoogtepunt trokken we richting Tupiza, om eindelijk maar dan toch aan de Uyuni tour te beginnen. Waar ik in Chili ziek werd en we de tour moesten afblazen, konden we nu gelukkig gewoon een dag later al beginnen aan vier dagen autorijden door de Andes. Blij verrast waren we door de luxe jeep. Oké, niet helemaal nieuw, maar auto's of bussen in dergelijke staat maak je in Bolivia toch maar weinig mee. Later bleek het ding 14 jaar oud te zijn, maar naar Boliviaanse standaarden zaten is dat nog steeds een nieuwe auto. Leuk aan het rijden op hoogtes van boven de 4000 meter is natuurlijk dat je veel lama's en vicuna's kan zien. Vooral lama's zijn hilarisch met hun grappige kopjes en nieuwsgierigheid. Verder zagen we viscacha's, een soort konijn van de Andes, maar het meest indrukwekkend is toch het landschap. Kleuren zijn steeds anders, de hoogte is enorm en toch wonen er mensen. Na een frisse nacht zagen we op dag 2 een hoop flamingo's en bijzondere mineraalrijke meren. Omdat wij de tour vanuit Tupiza waren begonnen, kwamen we steeds op andere tijdstippen bij de bezienswaardigheden aan dan de tours vanuit Uyuni. Met de hoeveelheid toeristen die deze tours doen is dit een groot voordeel. Met onze afwijkende tour sliepen we ook in afwijkende plekken. Zo was ons zouthotel op dag drie nog maar een half jaar oud en dus nog mooi wit. Voor wie het niet weet, in zo'n zouthotel is zo goed als alles van zout. Muren, tafels, bankjes, het onderstel van je bed, noem maar op. Een goed voorproefje op de zoutvlakte van Uyuni dus.
Ons zouthotel stond vlakbij een klein dorpje waar een basketbalveldje was. Fanatiek als we zijn moesten Jorieke en ik natuurlijk wel een balletje gaan gooien op 4000 meter hoogte. Jeetje, wat is de lucht dan toch ijl! Ik stond na een partijtje tegen de lokale basketballer nog lang na te hijgen en Jorieke overkwam even later hetzelfde. Ondanks dat we allebei wonnen was het maar zeer de vraag wie er beter uit zag, de hijgende en puffende Nederlanders of de totaal niet zwetende Boliviaan. Leuk was het in ieder geval, maar makkelijk is anders.
De laatste dag van de tour begon erg vroeg, maar wie een zonsopgang wil zien moet maar even pijn lijden. Net op tijd kwamen we (als eerste groep) aan bij het zogenaamde viseiland in het midden van de zoutvlakte. Nadat we een sprintje hadden getrokken naar boven konden we de zon mooi zien opkomen. Een enorm gaaf gezicht, helemaal omdat we de enige groep waren. Gelukkig waren we niet vergeten om onze zonnebrillen mee te nemen, want jeetje wat is het licht op de zoutvlakte fel. Vergelijk het maar met een dagje wintersport, bescherming van je ogen is echt nodig.
Nadat we ook op de vlakte ontbeten hadden bezochten we nog een paar dingen, waar ons opviel dat de Nederlandse regering aan bijna alles had meebetaald; toiletten, uitzichtpunten, hele dorpjes, noem het maar op. Nou snap ik dat het goed is om aan ontwikkelingshulp te doen in Bolivia, maar waarom we dat met name bij de toeristische Uyuni route zagen is me een raadsel. Wellicht kunnen we bij de Eiffeltoren ook nog wat wc´s kwijt... Bijzonder was het ook dat we een aantal mensen de vlakte per fiets zagen oversteken. Nou is dat al zwaar genoeg, maar de wegen om de vlakte heen zijn helemaal pittig. Al met al voelden we ons vrij lui in de luxe jeep!
Aangekomen in de bewoonde wereld van Uyuni (het dorp) hoorden Jorieke en ik vreemde verhalen over Duitse toeristen die bij demonstraties in Bolivia zouden zijn vermoord. Er heerste wat paniek in het hostel, want men durfde niet over land naar La Paz te reizen. Omdat we niet klakkeloos wilden delen in de onrust, deden we wat onderzoek op internet. Ik weet nog steeds niet waar de verhalen vandaan kwamen, maar behalve wat wegblokkeringen was op internet niets te vinden. Wegblokkeringen zijn in Bolivia een bijna maandelijks terugkerend fenomeen en zijn niet op toeristen gericht. Een dag later namen we dan ook gewoon een nachtbus naar La Paz, wat relatief goed verliep. Hier en daar moesten we inderdaad stoppen omdat mensen de weg hadden geblokkeerd, maar verder gebeurde er weinig. Het meest spannende moment kwam toen onze chauffeur na een rallyrit om een blokkering heen over het spoor terug naar de weg wilde. De overgang was duidelijk niet voor de bus gemaakt en we waren dus al snel een deel van de achterkant van de bus kwijt. Ach, het was niets dat een stuk tape niet kan verhelpen en we konden gelukkig weer snel door. Al met al duurde de rit 18 in plaats van 10 uur, maar La Paz werd bereikt.
In La Paz konden we weer eens genieten van lekker eten en schone kleren, voordat we richting de grens met Peru zouden trekken. In Bolivia stond nog een plek op het programma, namelijk Copacabana. De Boliviaanse versie is niet zo bekend als die van Brazilië, maar ook hier is een strand. Copacabana ligt namelijk aan het Titicacameer meer, op zo´n 3800 meter hoogte. De hoogte maakt het heel vreemd, omdat het erg mediterranees aandoet. Vanuit het plaatsje kun je met een bootje een aantal eilanden bezoeken en wij kozen voor Isla del Sol. Dat is op zich erg toeristisch, maar door al lopend een ander pad te kiezen (en dat al snel kwijt te raken) kwamen we geen andere blanken tegen. Wel raakten we aan de praat met een lokale meneer die toevallig dezelfde kant op liep. Toen we uiteindelijk afscheid wilden nemen vroeg hij of we anders niet bij hem wilden slapen. Erg leuk natuurlijk, en al snel hadden we onze tassen geparkeerd in een kamer waar mais werd opgeslagen. De zus van onze gastheer maakte een soepje voor ons en zo was ons verblijf en eten geregeld. Voor ons een leuke manier om het leven van de lokale mensen van dichtbij te kunnen zien, voor hen een leuke manier om wat extra geld te verdienen. Na een goede nacht hadden we de plek voor onszelf, omdat iedereen alweer aan het werk was. Over vertrouwen in de mens gesproken!
Eenmaal terug op het vaste land regelden we een bus richting Peru en zo verlieten we na ongeveer 6 weken Bolivia. Tot nu toe is het ons meest favoriete land van Zuid-Amerika, maar wie weet wat we nog meer gaan zien. Met Peru en Colombia hebben we in ieder geval nog genoeg voor de boeg. En belangrijker nog: we hebben er zin in!
ps. we hebben van september weer een filmpje gemaakt, die kan je hier bekijken: http://dai.ly/w0wYLE
Genieten in de heerlijke chaos van Bolivia
Bolivia is een land waar Rolf en ik van te voren niet veel van af wisten. We wisten eigenlijk niet beter dan dat het naast Peru ligt, het allemaal hoge bergen heeft, waar een zoutvlakte ligt waar je veel over hoort en waar allemaal vrouwen wonen met van die bolhoeden. Natuurlijk bleek na wat inlezen snel dat het land veel meer te bieden heeft dan deze factoren. Bolivia is een land dat 5 keer groter is dan Groot Brittannië, met een rijke geschiedenis waarin er waarschijnlijk meer revoluties zijn geweest dan jaren dat het land daadwerkelijk als Bolivia bekend staat. Bolivia heeft met 60% ook het grootste percentage inheemse bevolking van Zuid Amerika. Tegelijkertijd bestaat een groot deel van het land ook uit niet-Andesgebied en komt zelfs het Amazonegebied in Bolivia voor. Oftewel we konden niet wachten met het ontdekken van dit land. We hadden besloten om zo lang te nemen voor Bolivia als goed voelde om daarna verder te kijken hoe we met tijd zullen zitten voor we naar Colombia ´moeten´.
Door de ziekte van Rolf waren onze originele plannen licht gewijzigd en zijn we vanaf Arica in Chili naar La Paz getrokken. Een busrit van 9 uur door een Nationaal Park waardoor het uitzicht fantastisch was. Een mooie rit dus met alleen één groot nadeel; we gingen van zeeniveau in één keer naar La Paz dat op 3600 meter hoogte ligt. Ondanks dat we bij de grens nog op een hoogte van 5000 meter zaten en dus wel lager eindigden dan we geweest waren die dag, was het een reisplan dat zo goed als zeker voor hoogteziekte zou zorgen. Als je namelijk boven 2500 meter meer dan 500 meter op een dag stijgt zonder te acclimatiseren, kan je lichaam moeite krijgen met de ijle lucht en allemaal hoogteziekte symptomen vertonen. Ik had gelukkig weinig last van de hoogte, behalve dat ik niet te snel moest lopen, omdat ik gelijk buiten adem was. Rolf had er helaas iets meer moeite mee. De eerste avond had hij barstende hoofdpijn waardoor hij niet veel anders kon doen dan plat op bed te liggen.
Gelukkig hadden we nog wat coca thee en cocablaadjes om de symptomen te bestrijden. In de westerse wereld wordt het cocablad gelijk gezien als basisingrediënt voor cocaïne, maar in een aantal landen in Zuid Amerika wordt de cocaplant niet alleen gebruikt om cocaïne te maken. Het wordt hier nog steeds gezien waar het oorspronkelijk voor gebruikt werd; een natuurlijke manier om hoogteziekte te bestrijden en om extra energie te krijgen om de zware werkdagen door te komen. De katholieke kerk heeft in het verleden een poging gedaan om de cocabladeren te verbieden, maar toen bleek dat de mijnwerkers zonder toch minder productief waren, wisten ze niet hoe snel ze dit verbod terug moesten draaien. Er zit in het blad daadwerkelijk de werkzame stof cocaïne, echter in zo´n kleine hoeveelheid dat het echt niet valt te vergelijken met de drugs cocaïne. Er gaat ook een heel chemisch proces aan vooraf voordat je cocaïne hebt kunnen maken uit de cocabladeren. Veel inheemse mensen hebben dan ook niet de kennis en interesse in dit proces. In het verleden werd het cocablad ook echt gebruikt voor in Coca-Cola, maar sinds een jaar of 40 wordt het door de westerse wereld sterk afgekeurd om de bladeren te gebruiken. Waarschijnlijk door de drugsoorlog die in de jaren tachtig er uit voortgevloeid is. Het cocablad is dan ook nu nog steeds zeer controversieel in andere landen, maar hier in Bolivia hebben ze er helemaal geen problemen mee en kan je overal volkomen legaal de blaadjes of de theeversie kopen.
Gelukkig ook maar, want hierdoor voelde Rolf zich de tweede dag al weer een stuk beter waardoor we La Paz in konden. Wat een gave stad is dit zeg. Ik werd door rondlopen in deze stad weer meer dan gelukkig. Ik heb tijdens de reis wel gemerkt dat onontwikkelde landen echt mijn voorkeur hebben. Ik weet niet, ik houd wel van een beetje chaos en drukte om me heen tijdens reizen. Je hebt gelijk het gevoel dat je in een compleet andere wereld bent. En dit was na de ontwikkeling van Argentinië en Chili hier in La Paz ook echt het geval. Om het nog beter te maken, is er in La Paz een straateetcultuur aanwezig waardoor je overal tegen standjes met eten aan loopt. Aangezien de verschillende soorten eten me ook altijd erg blij maken, heb ik La Paz ongeveer constant etend door gebracht. Tja, als het ergens druk was, kon ik niet anders dan proberen wat ze hadden. Oké, het is culinair gezien niet zo verfijnd en technisch als het eten in Azië was, maar niet minder lekker. Wat ook erg fijn is hier in Bolivia, is dat het prijsniveau ook weer een stuk lager ligt. Je kunt hier een 3 gangen lunchmenu krijgen voor 1,60 euro. En vooral Rolf´s favoriet zijn alle verse sap mevrouwtjes op de hoeken van de straat. Voor 50 cent krijg je een halve liter vers ter plekke geperste jus d´orange. Ook om de hoek van ons hostel zat in een gat in de muur een hele lieve mevrouw waar we minimaal 2x per dag jus d´orange haalden. Wat wil je nog meer?
Na een paar dagen in de geuren en kleuren van La Paz doorgebracht te hebben, vonden we het wel weer eens tijd om de zomer op te zoeken. Aangezien we even geen zin hadden in een 20urige busrit zijn we vanaf La Paz naar Rurre gevlogen in een 16 persoonsvliegtuigje. Een avontuur op zich; vertrekken op het hoogste internationale vliegveld ter wereld, vlak langs een 6000meter hoge bergtop vliegen om uiteindelijk in de jungle te landen. Wat heel grappig was, dat we beiden toen we het vliegtuig uitstapten gelijk aan Azië moesten denken. Het is voor ons beiden de eerste keer dat we in de tropen waren buiten Azië en de tropen hebben gewoon zo´n typische geur dat we ons weer daar waanden. Eenmaal aangekomen, gingen we gelijk door op tour voor 3 dagen. Je kon kiezen voor de jungle of pampas tour. Omdat je op de pampas tour de meeste beestjes kon zien, hebben voor deze gekozen. Om bij de pampas te komen was het alleen nog 3 uurtjes rijden in een terreinwagen. Na een licht oponthoud door een wegblokkering zijn we de tijd snel doorgekomen, dat ik gezellig met de dochter van de chauffeur taalbarrières doorbrak door te zingen en dansen op de Backstreetboys maakt het alleen maar leuker.
De wegblokkering was nog een nawee van de vele demonstraties waar jullie in Nederland misschien ook wel iets over hebben gehoord. Demonstraties zijn normale en dagelijkse gang van zaken in Bolivia, maar het was tijdens deze demonstratie weer aardig verhit geraakt. De regering wil namelijk een snelweg bouwen midden door een nationaal park heen. De inheemse bevolking die hier woont, is vanwege meerdere redenen hier tegen. De eerste is natuurlijk dat ze de natuur willen behouden, de wegen geven de houtkappers makkelijker toegang tot de jungle wat het einde van de natuur betekent. Daarnaast zou de snelweg midden door het woongebied van hen lopen, wat families uit elkaar haalt. De demonstratie hiertegen was vredelievend begonnen met een mars van de Beni regio naar La Paz, maar is met veel geweld door de regering neer geknuppeld. Door het schandaal dat hier uit voortgekomen is, heeft de regering nu toegezegd dat ze een stop zetten op de plannen. Maar of dit misschien is omdat er binnenkort verkiezingen aan zitten te komen is, zal de toekomst moeten uitwijzen. De demonstraties hebben in ieder geval wel tot gevolg gehad dat er nagenoeg een toeristenstop was in het gebied waar we waren.
Toen wij aankwamen in het gebied begon het toerisme net weer een beetje op gang te komen, wat voor ons een gigantische meevaller was. We waren namelijk alleen maar met zijn tweetjes op de boot en sliepen alleen op de slaapplek waardoor het bijna voelde alsof we te gast waren bij de kokkin en haar man de gids. Dat we de avonden gezellig kletsend met hen door hebben gebracht hielp hier ook bij mee. Want ja ondanks dat Rolf een stuk beter is met het Spaans dan ik, met een aantal wijntjes achter de kiezen kan ik ook bijna vloeiend Spaans. Wat wel scheelt, is dat Boliviaans Spaans een stuk beter te verstaan is dan het Spaans in voorgaande landen. Dit was wel fijn want onze gids kon geen Engels, maar op deze manier was de tour nog steeds hartstikke leuk en begrijpbaar. Het begon op de eerste dag met een 2 uur durende boottocht op de Rio de Beni met zoveel dieren om ons heen dat we gewoon niet wisten waar we moesten kijken. Elke paar seconden was er wel weer een krokodil, een kaaiman, een aap, een schildpad, een capybara of een of andere exotische vogel te zien. Het voelde bijna aan als een bootritje in een dierentuin zoveel dieren waren er te zien. ´s Avonds hebben we nog onder het genot van een biertje de zonsondergang over de pampas bekeken om daarna in het donker een uurtje terug te varen naar de slaapplek. In het donker worden de krokodillen actief en liggen ze opeens allemaal in het water. Met je zaklamp zie je dan ook de hele tijd de ogen oplichten als je er langs schijnt, en dat is echt heel erg vaak. Naast de flitsende oogjes zaten er er ook vuurvliegjes in de bomen, waardoor overal lichtflitsjes het boottochtje net wat romantischer en mooier maakte.
De tweede dag zijn we in de 40 graden hitte op zoek gegaan naar de anaconda. Zoals velen waarschijnlijk wel weten is dit een wurgslang die gigantisch groot kan worden. Ondanks dat we bijna 5 uur op zoek zijn geweest en onze gids echt heel hard zijn best heeft gedaan, hebben we helaas maar 1 relatief kleine gezien. Helaas was een vogel er sneller bij dan wij en werd de slang de daghap voor die vogel. Ondanks dat we niet echt veel geluk hadden om de slang te vinden was het alsnog een mooie wandeling. Na ´s middags even uitgerust te hebben in de hangmat was het tijd om te vissen op piranha's. We wisten wel dat ze in het water zaten, maar het was echt te bizar voor woorden om te merken hoeveel er waren. Als je je haakje met een stukje vlees in het water liet vallen, was het gelijk raak. Ze waren best geniepig met het vlees van het haakje afknabbelen, maar Rolf had de eerste vangst van de dag. Als niet ervaren vissers was het wel even raar om de vissen van de haken af te halen, helemaal omdat Rolf een paar keer had dat het haakje door een oog van de vis heen zat oftewel garantie op een smaakvol geluid.... Ik had al snel een techniek ontwikkeld waardoor ik ze er niet af hoefde te halen, op één of andere manier kreeg ik het steeds voor elkaar om de kleine piranha's als ze aan mijn vlees knabbelden met een slinger in de boot te gooien zonder dat ze aan het haakje zaten. Vraag me niet hoe, maar het is me een paar keer gelukt. Het maakte het uiteindelijk alleen maar lastiger om ze te vangen van de bodem van de boot, want ze zijn toch wel erg glibberig en die tandjes zijn toch wel erg scherp. En met de grote vissen, tja de gids zat bij de plek waar we de grote vissen bewaarden om later te eten, dus het was net zo makkelijk om ze met haak en al aan hem te geven. De eindstand na 2 uur vissen was 3 grote vissen voor Rolf, 3 grote voor mij en met 4 was de gids de winnaar van de dag.
Ik heb nog een poging gedaan om de vissen mee te helpen schoonmaken, maar de kokkin nam het maar snel over om hierna weer een mega grote en lekkere maaltijd voor te schotelen met deze keer vers gevangen piranha. En ondanks dat er niet veel vlees aanzit, was de vis best lekker. Na nog een ochtendtrip op de boot zonder motor was het nog de tijd voor dé activiteit waar Rolf en ik een klein beetje tegen op zagen. Want tja als je steeds zoveel krokodillen ziet en door je viservaring weet dat er zoveel piranha's in het water zitten, is mijn eerste reactie niet om in het water te springen om lekker te zwemmen. Helemaal niet omdat het water zo bruin is, dat wanneer je je hand in het water doet je na 5cm je hand niet meer ziet. Echter zitten in de rivier bijzondere roze dolfijnen die blijkbaar de krokodillen op afstand moeten houden, en een kans om weer met dolfijnen te zwemmen konden we natuurlijk niet voorbij laten gaan. Dat je vervolgens half opgegeten wordt door de sardientjes in het water maakt het extra bijzonder, omdat je steeds denkt dat het de piranha's zijn. Maar het water was erg lekker en met dolfijnen op 3 meter afstand maakte de vieze rivierbodem betreden het meer dan waard. Na de zwemervaring was het weer tijd om terug te gaan naar Rurre. We hebben nog een paar leuke dagen in dit relaxte plaatsje doorgebracht, waaronder een potje basketbal met wat plaatselijke jongens, tot we weer doorgingen. We hadden besloten dat we nog wel even in tropisch Bolivia wilden blijven en zien wat er zou gebeuren. En dit was echt een super beslissing. Nadat we Rurre hebben verlaten hebben we voor meer dan een week geen andere toerist gezien. Het vervoer op zich was ook weer ervaring op zich. Toen we uit Rurre weggingen was het via meerdere gedeelde taxi's (lees gezellig dicht op elkaar zitten) over de hobbel bobbel weg naar San Borja. Toen we veel eerder dan gedacht in San Borja aankwamen, besloten we maar gelijk door te gaan naar een nationaal park in de buurt. Helaas toen we aankwamen, bleken alle rangers net weg te gaan en was het niet mogelijk om te blijven slapen. En daar sta je dan in de middle of nowhere. Uiteindelijk dan maar ook besloten met de taxi door te trekken, het was relatief duur omdat we maar met zijn tweeën waren maar het was beter en goedkoper dan weer de 3uur terug om dan de dag erna weer dezelfde weg te moeten nemen.
En wat voor een weg dat was. In het regenseizoen is deze weg gesloten en waarom bleek nu al. Het is een zandweg met veel hobbels en gaten. De dag dat wij erover heen reden had het heel even geregend, met als gevolg dat het nu al één grote blubbermassa was. In rally rijdende stijl kwamen we al slingerend uiteindelijk uit in San Ignacio de Moxos. Dit is een plaats waar een speciale soort inheemse bevolking woont. Dit zie je door het jaar heen niet aan ze af, maar één keer per jaar gaan ze los met hoofdtooien en al. Wij waren er niet voor deze festiviteiten, maar alsnog was het een leuke plaats om even te zien. Hele aardige en vriendelijke mensen en een mooi meer in de buurt waar we nog even lekker bij gehangen en in gezwommen hebben. Vanaf San Ignacio de Moxos zijn we met mijn favoriete vervoersmiddel van Bolivia verder gereisd naar Trinidad; de camion. Een camion is eigenlijk gewoon een vrachtwagen met open laadbak. In deze laadbak ligt wat lading en er boven zijn een paar houten planken waar je dan op moet zitten. Je zou zeggen niet heel comfortabel voor 4 uur over een hobbelige zandweg, maar het was echt fantastisch. De wind in je haren, genoeg tijd om om je heen te kijken naar de mooie natuur en gezellig kletsen met de mensen. Als mensen hun drinken en eten met je delen terwijl ze zelf eigenlijk niets hebben, dat maakt het voor mij echt weer een bijzondere reiservaring. Natuurlijk ging de truck nog opeens vanuit het niets kapot waardoor we een uur stil hebben gestaan, maar dit is alleen maar meer reden voor humor en lol onder de passagiers. Al met al een super ervaring.
Na deze camiontrip kwamen we aan in Trinidad, de grootste plaats van Beni (de tropische provincie van Bolivia). Helaas was het niet mogelijk of heel duur om de natuur hier verder in te trekken, maar we hebben wat musea in de omgeving bekeken en nog een dagje paard gereden. En wat voor paarden, serieus het was bijna te vergelijken met een sportwagen. De paarden reageerden zo fijngevoelig op je aanwijzingen dat het helemaal geen moeite kostte om te gaan of nog belangrijker te stoppen wanneer je zelf wilt. Dit is in het verleden (bijvoorbeeld in Mongolië) niet altijd het geval geweest, maar hier luisterden de paarden zo goed dat Rolf en ik soms gewoon vooruit galoppeerden. Een hele leuke paardrijdervaring! ´s Avonds zijn we met de beurse paardrijdbillen in de nachtbus gestapt naar Santa Cruz. Santa Cruz is een plaats waar ik nog nooit van gehoord had, maar dit is de grootste plaats van Bolivia. Het is een stad met echt een mix tussen oud en nieuw. We hebben hier een dag doorgebracht, maar er was niet zoveel te doen en te zien dus zijn we de dag daarna maar weer doorgetrokken om eindelijk weer richting het toeristen pad in de Andes te gaan.
We hebben in het tropische deel van Bolivia genoten van het plaatselijke vervoer, het plaatselijke eten en vooral de lokale sfeer. De mensen zijn echt gigantisch aardig en toegankelijk en proberen ook moeite te doen om hun Spaans voor ons verstaanbaar te maken. Helaas hebben we iets minder natuurparken gezien dan we misschien wilden, maar ze waren of dicht of zo duur om te bezoeken dat we toch maar besloten het niet te doen. Dat kan dan weer een nadeel zijn van ver weg van het toeristen pad zijn. Al met al hebben we een super tijd gehad en kunnen we niet wachten tot we meer van dit mooie land kunnen zien, want echt op deze manier kunnen we nog wel even blijven hangen.
Chili
Dat reizen niet altijd loopt zoals je verwacht bleek wel uit ons vorige verhaal. Wees niet bang, Jorieke en ik zijn niet nog een keer overvallen, maar ook in Chili liep niet alles zoals gehoopt. Maar daarover later meer.
Chili is een enorm langgerekt land. Het bestrijkt een groot deel van Zuid-Amerika met haar lengte van 4200 kilometer. Breed is het echter niet, aangezien het land nooit breder dan Nederland is. Deze langgerektheid zorgt voor een enorm divers landschap. Van de gletsjers in het zuidelijke Patagonie tot de Atacamawoestijn in het noorden, Chili heeft het allemaal. Daarbij wordt de oosterlijke grens van het land bijna volledig door de Andes gevormd, Chili is dus zeker divers te noemen. Komend vanuit Mendoza was de grensovergang onze eerste kennismaking met de Andes. De busrit was werkelijk schitterend, wat een indrukwekkend landschap! Vanaf de Argentijnse kant loopt de weg vrij geleidelijk omhoog tot je bij de grenspost komt. Daar zie je mensen lekker skieen, maar helaas hadden wij hier geen tijd voor. Wij moesten ons paspoort weer eens verder vullen met een paar stempels en vervolgens aan de afdaling richting Santiago beginnen. Deze afdaling gaat met een paar haarspeldbochten in een rap tempo. Indrukwekkend om al die grote bussen deze tocht te zien maken, maar met een rustig tempo en goede wegen voelt het allemaal veilig aan.
Aangekomen in Santiago gaan we met tas en al maar weer eens een nieuwe poging tot shoppen doen. En ja hoor, in Santiago blijkt electronica betaalbaar! We vinden zelfs een computerwinkel genaamd PC Factory (een soort Norrod) waar we voor bijna nederlandse prijzen een nieuwe laptop en camera kunnen aanschaffen. Ondertussen zijn Jorieke en ik nu natuurlijk vloeiend in Windows-spaans en is ook het spaanse toetsenbord geen probleem. En met een mooie nieuwe camera kunnen we weer eens wat mooie plaatjes schieten, genieten!
In Santiago blijven we niet lang. Na Montevideo en Buenos Aires hebben we niet veel trek in nog een hoofdstad. We trekken dus al snel door naar Valparaiso, wat een van de leukste plaatsen in Chili zou moeten zijn. In Valparaiso genieten we van het heerlijke weer, goed lokaal eten en een heerlijk hostel. Het plaatsje zelf is erg bijzonder omdat het tegen meerdere bergen is aangebouwd. Alles is dus nogal steil, maar ook erg kleurrijk. Een groot deel van de huizen in Valparaiso is in allerlei velle kleuren geverfd, wat erg gezellig overkomt. Daarbij kun je in de stad gebruik maken van meer dan honderd jaar oude liften om je van boven naar beneden te brengen of andersom. Of ze allemaal even veilig zijn weet ik niet, maar bijzonder zijn deze oude liften wel. Al met al is het een erg fijne plek om een paar dagen te blijven.
Vervolgens pakken we de nachtbus richting La Serena. Deze rit duurt 7 uurtjes en is dus eigenlijk iets te kort voor een nachtbus, maar geldtechnisch is het toch de beste optie. Het scheelt ook een hele dag in de bus zitten, maar om 5.30 aankomen zal toch nooit echt fijn worden. La Serena zelf is een leuk plaatsje, maar niet de meest bijzondere plek op aarde. We lopen er een tijdje rond tot het tijd is voor de lunch. Ergens in een zijstraatje zien we een deur openstaan met een soort menu erop. Het blijkt dat binnen een lokaal restaurantje zit waar alle gerechten €1,50 zijn. Tel daarbij op dat het hartstikke druk is en wij zijn al snel verkocht. We eten er heerlijk. Het is simpel, maar smaakvol voedsel zoals men het in Chili eet. Blijkbaar hadden we een kip met rijst gerecht besteld, maar er kwamen ook veel borden met aardappelpurree langs, iets wat men hier ook veel eet. Het is hier niet voor niets de bron van de aardappel!
Een van de redenen om naar La Serena te komen is het feit dat in deze omgeving er 300 heldere nachten per jaar zijn. Ideaal om sterren te kijken dus! Er zijn dan ook veel sterrenwachten in de omgeving en wij gingen een avond naar een van deze sterrenwachten toe. Met een enorme telescoop zagen we Saturnus, de maan en veel andere sterren. Ik vond het vooral bijzonder om Saturnus en de ring eromheen op deze manier te kunnen zien, maar ook de maan was indrukwekkend. Tijdens de tour werd ons veel uitgelegd over de sterren, planeten, hemellichamen en nog meer moois. Al met al een mooie ervaring en zeker de moeite waard.
Vanuit La Serena pakken we de bus richting Pisco Elqui. In dit dorpje staat een fabriek waar pisco gemaakt wordt. Deze sterke drank wordt van druiven gemaakt die in de Elqui vallei worden verbouwd. De vallei is spectaculair mooi en we zijn er dan ook een dag gaan fietsen om de omgeving goed te kunnen zien. Het is bijna beschamend om te zeggen, maar het was vier maanden geleden dat we voor het laatst hadden gefietst. Welke Nederlander kan dat zeggen? Met het bergachtige landschap waren we al snel aardig moe, maar dat zal vast door de hoogte komen... We vrezen allebei de eerste basketballtrainingen, laten we het daar maar bij houden. Tijdens onze laatste avond in Pisco barst er een volksfeest los op het centrale plein. Vanuit de hele omgeving kwam men naar Pisco om eens flink met de voetjes van de vloer te gaan. Zowel jong als oud gingen helemaal op in de traditionele dans waarbij een zakdoekje als een soort lokmiddel voor de dame moet werken. We vonden het er nogal ingewikkeld uit zien, maar leuk was het wel.
Vanuit Pisco reisden we via La Serena en Calama naar San Pedro de Atacama. Dit dorpje ligt in een oase van de Atacama woestijn en is de toegangspoort tot een aantal bijzondere attracties en tours naar Bolivia. Ondertussen ben je in San Pedro op 2500 meter hoogte en dat merk je als je je teveel inspant. Van het grote aanbod aan tours deden we er twee. Allereerst gingen we naar de Vallei van de Maan. Het landschap zou moeten denken aan de maan, maar zonder echt vergelijkingsmateriaal zou ik niet weten of dat zo is. Het is er in ieder geval kurkdroog en het landschap is erg bijzonder. Je hoort de rotsen (waarin veel zout zit) tikken en kraken omdat ze uitzetten door de hitte van de zon. Als afsluiting van de tour bekeken we de zonsondergang aan de rand van de vallei. Met onze nieuwe camera was dit natuurlijk een ideale plek om weer wat mooie plaatjes te schieten!
Na een dagje fietsen en lopen gingen we vervolgens een dag later richting de Tatio geisers. Om deze geisers bij zonsopgang te kunnen zien moesten we om 5 uur ´s ochtends al het busje in om op tijd aan te komen. Het geiserveld is het hoogstgelegen veld in de wereld en het op twee na grootste. Het aangezicht is fenomenaal, maar buiten is het toch wel erg koud. De geisers liggen namelijk op 4300 meter hoogte en ´s ochtends vroeg is het er ongeveer 10 graden onder nul. Na een tijdje rondgelopen te hebben en een ontbijtje te hebben genuttigd gingen we met deze kou eens even lekker zwemmen. Bij de geisers is namelijk ook een thermaal bad met lekker warm water. Dit is allemaal leuk en aardig, maar op het moment dat je het water uitkomt is het toch wel erg koud!
En misschien was het wel te koud, aangezien ik de dag erna ziek werd. Eigenlijk zouden we op tour richting Bolivia, maar helaas moesten we dit afzeggen. Na 5 dagen koorts ging het weer iets beter, maar toch moesten we nog langs de dokter en werd de tour verder uitgesteld. Gelukkig kon Jorieke ondertussen met mensen uit het hostel genieten van het nationale feestweekend in het kader van de onafhankelijkheidsviering, maar het werd toch snel saai om in San Pedro vast te zitten. Toen ik na een week nog niet echt beter was en de tour er nog niet in zat vertrokken we richting Iquique aan de kust. Na een paar dagen aan de kust gaat het nu een stuk beter en hopen we alsnog op tour te kunnen. Maar dat is allemaal nog onduidelijk... Zo zie je maar weer, niet alles loopt altijd zo je verwacht. We dachten hooguit anderhalve week in Chili te zijn, maar ondertussen zijn we al 20 dagen hier. Hopelijk vertrekken we morgen richting Bolivia, maar daarover meer in het volgende verhaal!
Hoogte- en dieptepunten van Argentinie en Uruguay
Oponze reishebben Rolf en ik al allemaal verschillende soorten reizen gemaakt, maar er was nog één ultieme manier van reizen die we beiden toch nog wel eens mee wilden maken: tijdreizen. Helaas ging het niet geheel soepel. Vanaf Auckland vlogen we via Sydney (niet heel logisch, wel stuk goedkoper) naar Buenos Aires. Aangezien we een nacht als layover hadden, dachten we deze tijd op het vliegveld uit te zitten. Maar wat blijkt, Sydney airport sluit ´s nachts... Aangezien een nachtje op straat slapen als het geen 30graden buiten is (Filipijnen) zelfs ons wat te ver gaat, hebben we maar een veel te dure nacht in een Formule 1 hotel geslapen. Nu waren we wel helemaal fris en fruitig om ´s ochtends in te checken bij Qantas, maar dit bleek ook niet zo makkelijk. Zoals zo vaak op de reis hebben we geen verdere tickets en precieze plannen, maar Qantas wilde ons niet toelaten zonder dat we een ticket uit Zuid Amerika hadden. Volgens Qantas laat de Argentijnse douane je het land niet in zonder ticket het continent uit, omdat ze een hekel aan ´ons´ Australiers en Europeanen hebben. Het leek ons wat overdreven, maar ja zonder ticket geen stoel in het vliegtuig naar Argentinie. Met klotsende oksels is het ons een uur voor vertrek van de vlucht nog gelukt om via internet een ticket te boeken en mochten we toch op het laatste moment nog mee. Best even stressen, maar gelukkig hadden we 13uur in het vliegtuig om bij te komen.
Ja het tijdreizen kost best veel tijd, maar dan heb je ook wat. We vertrokken op 5 augustus om 10.30uur en kwamen zowaar aan op 5 augustus om 10.15uur. Een heel kwartier winst! Dat we deze tijd vervolgens weer viervoudig kwijt waren met muntgeld te regelen voor de bus doet er niet toe. Maar daar waren we dan eindelijk in Buenos Aires, Argentinie. (Waar trouwens niemand meer naar een vervolgticket heeft gevraagd...) Het begin van Zuid Amerika en het laatste deel van onze reis. Echt wat gaat de tijd toch snel! Ondanks dat ons lichaam lekker ontregeld was door het tijdverschil, hadden we er wel weer helemaal zin in. We hebben dan ook 5 daagjes in Buenos Aires doorgebracht om een beetje in het Zuid Amerikaanse ritme te komen en ondertussen ook te genieten van deze mooie stad en het heerlijke eten. Want zoals veel mensen weten staat Argentinie bekent om zijn goede rundvlees. Niet alleen is het heel erg goed, het is ook nog eens goedkoop. Je kan zo uit eten met een gigantische steak voor 5 euro en dan een fles wijn voor 4euro ofzo erbij. Ja Rolf is in vleeshemel. Ik denk niet dat we het Argentijnse gemiddelde van 70kg per jaar zouden kunnen halen (192gram per dag, en dan moet je nog bedenken dat ze ook veel andere vleessoorten eten) maar we hebben wel erg goed ons best gedaan.
Buenos Aires voelde voor ons heel erg aan als een Europese stad, een beetje een mix tussen Parijs en Madrid. Er is een grote boulevard, een aantal winkelstraten waar je alleen als voetganger mag lopen en veel gebouwen in oud Europese stijl. We voelden ons weer helemaal thuis. Maar naast het Europese gevoel zijn er zeker ook delen die voor ons weer compleet nieuw waren. Boca was en is de volksbuurt van Buenos Aires en de meeste mensen (ehh mannen) kennen het door de voetbalclub met de zelfde naam waar onder andere Maradonna zijn cariere is gestart. De wijk staat bekend om de vele felle kleurtjes op de gebouwen, die daar beland zijn doordat de havenwerkers de restkliekjes van het verf meenamen en hun huis hiermee schilderden. Dit geeft nu een authentiek gevoel aan de huizen. Alleen jammer dat het authentieke gedeelte nu geheel overgenomen is door toeristen en het dus weinig te maken meer heeft met de volksbuurt. Normaal zouden wij dan een beetje in de buurt gaan lopen om de rest van de buurt te zien, maar omdat het toeristische deel nog midden in de oude wijk staat dat nog wel de ruwe arbeiderswijk is, is dit niet zo veilig. We zijn dus maar weer via de andere veilige kant terug gelopen naar ons hostel.
Dit bleek uiteindelijk een erg goed idee, want op de terugreis zijn we ergens een ijsje gaan eten. Ja ik wist het ook niet van te voren, maar Argentinie heeft ook een zeer grote Italiaanse afsprong en er zijn genoeg tekenen hiervan te zien in het dagelijks leven.Niet alleen wordt er heel veel pizza gegeten, ze maken ook heerlijk ijs dat net anders is dan Italiaans ijs, maar net zo lekker. Alleen was aan dit bezoek aan de ijszaak niet het ijs alleen fantastisch, maar vooral de zaak. het was echt zo´n ouderwetse ijssalon met een zeer lieve man als eigenaar. In een combinatie van gebrekkig engels (hij) en gebrekkig spaans (wij)raakten we met hem aan de praat. Bleek dat hij 82 jaar oud was en al weer 60jaar ijs aan het maken was. Al gezellig genoeg alleen met de meneer, maar voordat we het wisten zat de hele zaak vol met lieve oude mensen die met ons wilden praten. Elke keer keek iemand om de hoek van de deur om hoi te zeggen tegen de eigenaar, waarop hij snel riep dat wij engels praatten en uit Nederland kwamen. Dit was blijkbaar een uitnodiging voor de halve buurt om ook naar binnen te komen. Al met al hebben we er anderhalf uur gezellig zitten kletsen waarin we veel tips en leuke verhalen rijker waren maar grappig genoeg vooral 4,40peso voor de bus. Want nee we mochten niet meer lopen en ondanks dat we zelf het geld hadden, moesten we het geld van ze aannemen. Echt fantastisch!
Na een paar mooie dagen was het weer tijd om door te trekken. Rolf had in de krant gelezen dat het Argentijnse basketbal team met alle bekende NBA spelers in Cordoba zou spelen. Ondanks dat het uit de richting was van wat we origineel wilden, leek het ons zo gaaf om ze te zien spelen dat we maar naar Cordoba zijn gegaan. Aangezien we nog wat dagen hadden, hebben we nog een tussenstop gemaakt met de bus in Rosario. Ja reizen hier in Zuid Amerika is vooral met de bus. En aangezien het lange afstanden zijn, betekent het ook veel in de bus zitten. Niet dat dit een ramp is, want de bussen zijn zo luxe dat de ruimte die je per persoon krijgt bijna net zoveel is als wat we in Azie hadden gedeeld met een Aziatisch gezin van 4. De bussen zijn dan ook ideaal om ´s nachts in te reizen, gelijk 2 vliegen in 1 klap, vervoer en een slaapplek en vaak ook nog eten en drinken als extra bonus. De enige schok voor ons waren de prijzen van de bus. We hadden al gelezen dat de prijzen in het algemeen in Argentinie enorm geinflateerd waren, maar de bus was echt een verhaal apart. De buskaartjes zjin meer dan verdubbeld dan wat in ons reisboek stond.
Cordoba heeft ons wel positief verrast. Wat een leuke stad met veel mooie oude gebouwen en een gezellige sfeer met een hele leuke kunstmarkt waar we toevallig tegen aan liepen. De basketbalwedstrijd was ook echt ultiem om naar toe te gaan. Er waren 12000 Argentijnse supports aanwezig, en ondanks dat de wedstrijd eigenlijk nergens om ging betekente dat niet dat er minder enthousiast aangemoedigt moest worden. Het hoogtepunt was tijdens de laatste 2 minuten waarin Ginobli (een NBA speler die bij de San Antiono Spurs speelt) al een tijdje op de bank zat aangezien de wedstrijd allang gespeeld was. Het publiek vond alleen dat ze hem nog graag wilden zien spelen, met als gevolg dat 12000 man zijn naam begon te zingen. Extra leuk was het dat de coach nog luisterde ook en hem weer liet spelen, waardoor het publiek helemaal uit hun dak ging. Een erg leuke sfeer om mee te maken.
Aangezien we nu toch al helemaal aan deze kant van Argentinie zaten, besloten we er ook maar gelijk meer uit te halen. We zijn nog naar een paar kleine plaatsjes in de buurt geweest met als hoogtepunt 2 dagen in een estancia slapen in the middle of nowhere. (ok in the middle of 26km van La Cumbre nowhere) Een estancia is de Argentijnse versie van een ranch waar de gaucho de Argentijnse versie van een cowbow is. Om ook wat van het platteland mee te krijgen, leek het ons een leuk idee om op zo´n estancia te slapen. Degeen die we uitgekozen hadden was niet het makkelijkst om te bereiken, maar dit maakte het alleen maar leuker. We hebben nu extra respect voor de auto Fiat Uno, want wie wist dat deze 26km lang ofroad rijden aan kon? Eenmaal aangekomen was het echt een bijzondere plaats. Allemaal koeien, paarden, geiten en honden die los rondliepen in het dorre droge landschap vol met kaktussen en stekelstruiken met op de achtergrond bergen. We hebben hier heerlijk kunnen lopen in het niets om ´s avonds lekker wijntjes te drinken en traditioneel Argentijns eten te eten gekookt door de Gaucho of de 2 franse meiden die voor hun vakantie hier aan het werk waren. We zijn zelfs nog 2uur wezen paardrijden wat een betere ervaring was voor Rolf dan in Mongolie. Nu was Rolf tenminste niet twee keer zo groot als het paard zelf, en om het extra makkelijk te maken volgden onze paarden de Gaucho zonder dat we iets hoeften te doen. Dit gaf ons de kans om goed om ons heen te kijken en extra te genieten van het uitzicht, zonder dat we bang hoefden te zijn dat we ervan af zouden vallen of het paard eropeens vandoor zou galopperen.
Na deze mooie stop was het tijd om naar de Iguaza watervallen te gaan. Het was weer helemaal de andere kant op wat inhield dat we 22uur in de bus moesten zitten, maar we hebben van meerdere mensen gehoord dat het echt extreem mooi is. Soms als je dit zo vaak hoort, valt het in het echt tegen maar voor ons zijn de watervallen echt meer dan hun reputatie waard. Wat zijn ze onwijs groot en bijzonder mooi zeg. Je kan ze vanaf de Argentijnse kant bekijken, waarbij je veel dichterbij het water komt, of vanaf de Braziliaanse kant waarbij je een beter overzicht hebt van de overkant. We hadden alleen het ongeluk dat er net een weerstoring was toen we er waren. Het is een plek waar het anders rond de 20 a 30 graden is, maar toen wij er waren was het 10 graden en regende het. De regen was voor ons op het moment zelf geen probleem, maar omdat het al een paar dagen het geval was waren sommige delen afgesloten van de watervallen. We hebben hierdoor volgens velen de meest indrukwekkende waterval de ´Devils Throat´ vanaf de Argentijnse kant niet kunnen belopen en vanaf de Braziliaanse kant niet kunnen zien door het vele water. Maar elk nadeel heeft zijn voordeel zullen we maar zeggen, want door het vele water waren de ´minder´ indrukwekkende watervallen nu alleen maar groter en was er zoveel water dat je gewoon niet wist waar je moest kijken.
Na de watervallen hebben we even getwijfeld of we Paraguay in wilden, maar uiteindelijk hebben we toch maar gekozen om weer naar beneden te reizen. Onze volgende stop was het Carlos Pellegrini Ibera National Park. Hemelsbreed niet heel ver van de watervallen maar om er te komen was nog een hele detour dat ons anderhalve dag kostte met een aantal overstappingen en een nacht door brengen in Mercedes. Het park is het echter echt meer dan waard! Het is een groot moeras eigenlijk met een aantal eilandjes erin waar je heel veel dieren kan bekijken. Er leven ongeveer 150 verschillende vogelsoorten, kaaimannen, herten, apen en voor ons het meest bijzondere de capybara. De capybara is het grootste knaagdier ter wereld en is eigenlijk een uit de kluiten gewassen cavia. Ze worden ongeveer een meter groot en kunnen rond de 60 a 70 kg wegen. Best grote cavia´s dus. We hebben hier een boottrip gedaan waarin we in 2,5 uur echt bijna alle dieren in overvloed hebben gezien die hier leven. Okee misschien niet alle 150 soorten vogels, maar veel zal het niet schelen.
De terugweg kregen we gelukkig een lift van het Argentijns Amerikaanse stel dat we hebben leren kennen in het park. Dit scheelde voor ons weer dat we niet de bus hoeften te pakken die op het logische tijdstip ging van half 5 ´s ochtends of 5uur ´s ochtends. Heerlijk verdeeld over de dag dus.... Dit stel heeft ons ook zowaar aan de Mate gekregen. Mate is een drankje wat heel veel Argentijnen drinken. Het lijkt een beetje op thee, want het zijn blaadjes waar ze heet water op gooien, maar het smaakt compleet anders. Het wordt gedronken in een soort van kelk waarin de mate gedaan wordt en vervolgens warm water wordt gegooid. In de kelk zit een ijzeren rietje die de blaadjes scheidt van het water waardoor je de zeer bittere drank kan drinken. Het is zo populair dat je heel veel mensen de hele dag met hun matebeker zit lopen en een thermoskan onde de oksel. Je kan deze thermoskan ook overal gratis bij laten vullen, dus een ideaal drankje voor de Argentijnen. Het is ook een drank waar een heel sociaal gebeuren aan vast zit, want het wordt gedeeld door iedereen, oftewel één beker voor de hele groep die steeds rond blijft gaan. We zijn al in meerdere situaties geweest dat we het konden drinken, maar erg lekker is het gewoon niet. Maar het is een beetje als koffie of bier, als je het maar lang genoeg blijft drinken wordt het vanzelf lekker.
Na Argentinie besloten we nog even Uruguay in te gaan, gewoon omdat het kon en het zo dichtbij was. Na een korte stop in Salto, waar we in pretparkachtig thermaal bad een dag gebadderd habben, zijn we naar Montevideo gegaan. In Montevideo werd Rolf ook al weer 28jaar dus wilde ik wel iets leuks doen voor zijn verjaardag. Het was best moeilijk om wat te verzinnen, maar ik dacht dat als eerste grote verrassing een leuke mooie slaapplek wel leuk zou zijn. Helaas pakte deze verrassing op totaal verkeerde manier uit. Terwijl we op zondagochtend naar de B&B liepen zijn we namelijk voor het eerst in ons leven beroofd. Ondanks dat het half 8 zondagochtend was, was het voor een stelletje tuig nog zaterdagavond. We liepen met onze tassen van de bushalte over een rustige weg in de haven om de 100meter naar onze B&B af te leggen toen we aangehouden werden door een groep van 4 kerels. Rolf een paar klappen in zijn gezicht en ik een beurse plek op mijn achterste omdat ik achterover getrokken werd rijker, waren we helaas onze kleine rugzakjes met de camera, de laptop en wat andere spullen armer. Al met al enorm klote dus. Toch raar dat je ondanks beter weten ook die rugzak niet los laat en toch soort van terug vecht, maar uiteindelijk kan je niet anders dan opgeven want je bent gewoon in ondertal en je weet niet of ze nog wapens hebben ofzo. En tja je leven is toch meer waard dan je spullen.
Toch was het wel echt gigantisch klote, want we zijn nu een aantal foto´s in groot formaat kwijt. Gelukkig hebben we nog wel het meeste in groot formaat al in Nederland liggen en de rest wel in klein formaat, maar natuurlijk waren we sinds Australie zo lui geweest om niets meer echt naar huis te sturen. Het was vooral zo klote dat we nu ons echt heel erg onveilig voelde in die buurt. Het was een erg mooi en leuk B&B, maar mijn verjaardagsverrassing voor Rolf was niet helemaal gelopen hoe het moest. We hebben dan ook nog 1 dagje daar geslapen en zijn daarna verplaatst naar een ander luxe hotel in een luxe wijk om toch maar het beste ervan te maken nog. Ik moet wel zeggen dat de politie echt super was in Montevideo. Een aardige mevrouw had de politie gebeld toen ze zag wat er gebeurt was en ze waren er binnen 5minuten. We werden meegenomen naar het bureau en er was zowaar iemand die goed engels kon. Ze waren echt super aardig, en toen Rolf de dag erna het rapport op kwam halen wist een agent zelfs nog dat hij jarig was en feliciteerde hij hem. Zonder veel rompslomp en met echt aardig behandeld te worden, hebben we het papierwerk gekregen om van onze verzekering maar weer eens gebruik te maken. Ben je toch blij dat je die hebt.
We hebben nog wel het beste gemaakt van Rolf zijn verjaardag. Ik had ´s ochtends een taart met kaarsjes en ´s avonds zijn we heerlijk luxe uit eten geweest. We eten tijdens dit jaar vaak genoeg buiten de deur, maar niet in echte luxe restaurants. Het was dus wel weer eens leuk om dit te doen. Rolf heeft ook van zijn ouders als cadeautje een nieuwe laptop gehad, dus hebben we daar ook voor geshopt. Maar de bad streak was nog niet afgelopen en deze laptop bleef maar vastlopen. Dus dachten we dat we dan maar in Buenos Aires zouden kijken. Nou verkeerd gedacht. Na een tussenstop in Colonia hadden we een middag om te shoppen voor de nieuwe laptop en camera in Buenos Aires. Electronica is duurder hier in Zuid Amerika, maar zo duur als het in Argentinie is is gewoon niet grappig meer. Alles is hier bijna 2 dan wel niet 3 keer zo duur en sorrie maar ik weiger om 600euro voor een camera te betalen die dit gewoon niet waard is. Ik moet ook toegeven dat ik tijdens dit shoppen voor het eerst echt een reisdip heb gehad. ik was echt even klaar met dat niets wilde lukken met als hoogtepunt de beroving. In Malls rondlopen op zoek naar iets wat niet lukt is nou ook niet mijn favorite bezigheid en ik was er echt even klaar mee!
Gelukkig gingen we al weer snel de grote stad uit en zijn we naar Mendoza gegaan. Mendoza is een stad midden in de woestijn waar ze met irrigatietechnieken het smeltwater uit de bergen optimaal gebruiken. De regio staat dan ook bekend om de wijn, aangezien ze in een ideaal gecontroleerd klimaat de druiven kunnen laten groeien. Tja en een relaxte sfeer in de buitenlucht met een goed glas wijn of twee is precies wat de reisdokter voorgeschreven had. Wij zijn op de fiets langs meerdere wijnboeren gegaan (een nogal toeristische route, maar in laagseizoen kom je niemand tegen) en hebben meerdere fantastische wijnen kunnen proeven of eigenlijk gewoon kunnen drinken. Het was precies wat we nodig hadden om weer helemaal blij te worden en weer volop te kunnen genieten van onze mooie reis. Dit is maar goed ook, want dat zullen we ook nog wel even doen.Voor degene die het nog niet wisten; ons originele plan was om een jaar weg te gaan. Dit zou inhouden dat we met een maand naar huis zouden komen. Echter hebben we het nog steeds zo leuk dat we een tijdje geleden besloten hebben om er nog wat maandjes aan vast te plakken. Ons ticket naar huis is ondertussen al wel geboekt, maar als alles goed gaat (hier en thuis) zullen we op 24 december weer in Europa weer aankomen. Oftewel nog wat tijd om nog volop te genieten!
Nieuw-Zeeland
Een hele maand. Nooit (op deze reis dan) heb ik een stukje moeten schrijven over een hele maand. Eerlijk gezegd gaat het flink graven worden, maar de honderden foto's zullen me wel helpen. Het begon allemaal (wat een sprookjesachtige opening...) in Auckland. Jorieke en ik landden om elf uur 's avonds en mochten vervolgens proberen door de douane te komen. Vreemd genoeg heb je als buitenlander op vluchten van Sydney naar Auckland de kortste rijen. Dit komt omdat Australiërs en Nieuw-Zeelanders een groep zijn, en uit andere landen niet veel reizigers op deze vlucht zaten. Voor iedereen die wel eens dat programma over de Australische douane heeft gekeken zal het geen verrassing zijn dat ook de douane in Nieuw-Zeeland erg streng is. Vanwege de geïsoleerde ligging proberen ze het ecosysteem zo goed mogelijk te beschermen tegen invloeden van buitenaf. Met name voedsel, planten en dieren zijn speerpunten. Al met al moesten wij een aantal dingen aanvinken en werden we vervolgens uitgebreid gecontroleerd. Een paar teentjes knoflook en een ui armer mochten we na wat gedoe dan eindelijk echt het land binnen.
We werden op het vliegveld opgehaald door Tony en Beth. Jorieke en ik hebben hen in Rusland leren kennen tijdens het begin van onze reis, en toen ze lazen dat we richting NZ kwamen boden ze ons hun auto aan. We werden dus niet alleen opgehaald, maar mochten hun auto vervolgens de hele maand gebruiken. Ook een motel was voor ons geregeld, echt ongelooflijk! Vooral als je je bedenkt dat we misschien twee uren met deze mensen gesproken hadden. Over gastvrijheid gesproken.
Een dagje inlezen later gingen we vervolgens op koopjesjacht om onze kampeeruitrusting bij elkaar te sprokkelen. Na een dagje shoppen hadden we genoeg spullen om te kunnen kamperen in de Nieuw-Zeelandse winter. Twee veldbedjes pasten achterin de stationwagon, dus een tentje opzetten hoefden we gelukkig niet. Dit systeem is ons best goed bevallen. Met onze spullen isoleerden we de ruimte onder de bedjes en verder konden we na een dag rijden onze spullen mooi op de voorstoelen kwijt. En aangezien je in Nieuw-Zeeland allerlei staatscampings hebt die gratis of zo goed als gratis zijn, was ons vervoer en verblijf zo best goed geregeld.
Ons eerste doel was het noorden van Nieuw-Zeeland. Naast de mooie Bay of Islands heb je er ook de grootste en oudste nog resterende Kauri bomen. De grootste van deze bomen heeft een omtrek van 17 meter en is zo'n 52 meter hoog. Immens, maar nog indrukwekkender is de geschatte leeftijd van 2000 jaar. Uiteraard is het grootste deel van deze bomen gekapt voor het hout, maar gelukkig zijn er nog een aantal over die tegenwoordig goed beschermd worden. Goed beschermd is gelukkig ook het nationale symbool van Nieuw-Zeeland, de kiwi. Nee, niet de vrucht, de kiwi's hebben hun bijnaam gekregen van de kiwi vogel. Dit beestje kan niet vliegen en is daarom een (te) makkelijke prooi voor roofdieren die ooit vanuit met name Australië zijn meegenomen. Nieuw-Zeeland heeft namelijk oorspronkelijk maar twee soorten zoogdieren, beide vleermuizen. Gelukkig doet men er in Nieuw-Zeeland nu alles aan om de kiwi te redden en dat hebben we van dichtbij gezien op een voormalig eilandje bij de Bay of Islands. Op dit kleine schiereilandje leven vijf kiwi's en met een beetje geluk kun je in het donker deze beestjes zien. Uiteraard hebben wij dit geprobeerd, maar het is ons niet gelukt. Ook al hoor je ze vrij dichtbij, in het donker is het toch moeilijk spotten.
Nadat we hiermee onze dagen ten noorden van Auckland erop hadden zitten, zijn we richting Hot Water Beach gereden. Na een nachtje wildkamperen waren we als eerste op het strand en konden we aan de slag. Het bijzondere aan Hot Water Beach is namelijk dat onder het strand een bron zit die ervoor zorgt dat je op een deel van het strand stoom omhoog ziet komen. Met een beetje inspanning kun je met laag water je eigen spa graven op het strand. Zo stonden wij dus om 7 uur met een emmer en een bord een gat te graven op het strand terwijl het buiten misschien 7 graden was. Uiteindelijk hebben we een prima (iets te heet) badje kunnen maken en lekker in het warme water gelegen. Natuurlijk waren er later nog meer mensen gekomen en zag het strand er uit alsof er een grote veldslag had plaatsgevonden, maar bij vloed wordt het helemaal geëgaliseerd en kan het feest bij eb opnieuw beginnen.
Het vulkanische karakter is in Rotorua ook goed zichtbaar. Naast een grote hoeveelheid hot springs heeft men zelfs een dorp gebouwd naast een geiser. Dit Maori dorpje staat op een zeer dunne aardkorst en rondom een aantal heetwaterbronnen. Tegenwoordig kan je als toerist het dorpje bezoeken en tegelijkertijd wat leren over de Maoricultuur. Leuk is ook dat ze ook hun maaltijden stomen in de bronnen. Deze hangi-maaltijd moesten wij natuurlijk wel proberen! Rotorua wordt ook wel Roto-Vegas genoemd, omdat het zo'n enorme toeristische trekpleister is. Werkelijke alle adventure activiteiten kun je er doen en wij kozen voor raften. Je gaat bij deze rafttocht met je bootje van de hoogste waterval in de wereld af waar dat als toerist mogelijk is. Zeven meter afgrond, genieten. Wij hadden allebei nog nooit geraft, maar het is echt een hele gave activiteit. De kracht van de rivier is niet te behappen, maar met goede training en een ervaren schipper hebben we het er heel van afgebracht. Vooral voor Jorieke was het aan het einde nog even genieten toen ze voor in de boot een waterval mocht proberen op te drinken. De waterval heeft gewonnen...
Op de dag van het raften hadden we voornamelijk regen gezien, en dat bleef ook de dagen daarna zo. Mooie vulkanen in het binnenland konden we niet eens zien, we zagen alleen maar regen en wolken. Erg jammer, maar er zat niets anders op dan wat sneller dan gepland richting het zuiden te reizen. Eenmaal aangekomen in de hoofdstad van Nieuw-Zeeland, Wellington, hadden we wel een avondje uit verdiend. Hoe beter dit te doen dan lekker uit eten te gaan en Beef Wellington in Wellington te eten. Echt enorm lekker en gelukkig zijn de prijzen hier in Nieuw-Zeeland ook weer wat gunstiger dan in Australië. Vooral vlees is echt niet duur, maar ook groenten en overnachtingen zijn weer veel beter te doen. Ook moest Jorieke als echte fan het laatste deel van de Harry Potter reeks zien. Ik ben stiekem in slaap gevallen, maar ik geloof dat de film geslaagd was. Van alleen de laatste twee delen (deels) kijken ben ik niet veel wijzer geworden. Ingewikkeld hoor, die kinderfilms van tegenwoordig.
Na het oversteken van Cook Strait kon ons avontuur op het zuidereiland beginnen. En hoe kan dat beter dan door het uitzicht op meer dan vijf kilometer hoogte eens goed te bekijken? Want ja, we hebben bij het Abel Tasman nationaal park op die hoogte een zogenaamde skydive of parachutesprong gemaakt. Ondanks dat ik altijd last van hoogtevrees had vond ik dat ik dat maar eens mee moest maken. Nadat Jorieke verrast maar erg blij had gereageerd op dit nieuws zaten we een kwartier later opeens al in het kleine vliegtuigje dat ons naar 16.500ft moest brengen. Vanwege de enorme hoogte moet je op den duur zelfs een zuurstofmasker op. Maar jeetje, wat een ervaring. Door de hoogte hadden we een vrije val van 75 seconden en konden we optimaal genieten van het geniale uitzicht. En dat terwijl je met 200+ km/h richting de aarde valt. Dat zie je wel, maar het is zo onwerkelijk dat je het eigenlijk niet door hebt. Het is net alsof iemand met een hele grote haardroger van onderen probeert je weg te blazen. Geniaal, maar ook best bizar om vervolgens terug op de grond een vliegtuigje op vijf kilometer hoogte te zien. Toen er vervolgens mensen uitsprongen kon ik alleen maar 'Oh jeetje' uitbrengen, wat vrij suf was omdat we dat net zelf ook hadden gedaan. Al met al een briljante ervaring!
De grote diversiteit van het landschap is een groot verschil met Australië. In Australië heb je geniale dingen om te zien, maar soms moet je 600 kilometer in het niets rijden om weer te kunnen genieten. In Nieuw-Zeeland verandert het landschap constant en is de hele reis al een hoogtepunt. Na weer een mooie rit kwamen we een paar dagen later aan bij de Frans-Jozef en Fox gletsjers. Het bijzondere aan deze gletsjers is dat ze maar net boven zeeniveau liggen en dus heel bereikbaar zijn. Op beide gletsjers kun je wandelingen maken en wij kozen voor de Fox gletsjer. Met ijzers onder onze voeten hebben we een dag op de gletsjer kunnen lopen en zo van dichtbij dit bijzondere natuurverschijnsel kunnen meemaken. Het idee dat een gletsjer eigenlijk een hele langzame rivier is vond ik vooral erg apart. Het zorgt er dus voor dat de gletsjer constant verandert en er steeds nieuwe vormen ontstaan. Hoe verder we op de gletsjer kwamen, hoe duidelijker dit werd. Verder werd de tocht ook steeds lastiger, totdat we ook echt niet verder konden. Ervaring op de bevroren slootjes van Groningen bleek niet genoeg om nog verder te mogen...
Na al deze activiteiten was het tijd voor maar weer eens een welverdiende vakantie. Wintersport in dit geval, want we zijn een paar dagen gaan skiën bij Queenstown op the Remarkables. Daarbij hadden we ook een motel geregeld, want kamperen in de vorst ging ons ook weer wat ver en we hadden tenslotte vakantie. Na een paar dagen heerlijk skiën besloten we een rustdag te nemen, maar dat kwam maar ten dele uit. Jorieke is namelijk op die dag van 134 meter naar beneden gesprongen met een elastiek aan haar enkels. Deze hoogste bungyjump van Nieuw-Zeeland leek haar het juiste moment om een keer een sprong te wagen. Ik kon helaas niet mee, maar ik heb de video gezien en de angst in haar ogen is onbetaalbaar. Het zag er wel heel erg tof uit en volgens Joriek was het enorm eng, maar vooral ook erg gaaf. Een filmpje kijken leek mij toch fijner. Voor de liefhebbers heb ik het filmpje van de sprong online gezet:
http://www.dailymotion.com/video/k2h20DeAUg1f0s2kdJE
Helaas was het die dag flink gaan sneeuwen en op de terugweg kwamen we niet meer de berg omhoog zonder sneeuwkettingen. We moesten de auto dus langs de kant van de weg laten staan en verder lopen. Een dag later hebben we heen en weer gelift en in het plaatsje kettingen gekocht. Zo konden we onze auto redden, maar het land lag volledig plat. Je zou misschien verwachten dat de winter hier vrij stevig zijn, maar dat valt door de omringende zee wel mee. Zo zag men in Wellington voor het eerst in 16 jaar sneeuw en werd de laagste temperatuur ooit bereikt. Een gruwelijke zes graden. Boven nul.
Een echte rustdag later konden we verder richting het zuiden en hebben we het meest zuidelijke punt van het zuidereiland aangeraakt. Bij dit zuidelijke deel van Nieuw-Zeeland kun je op meerdere plekken op zoek naar pinguïns. Dierenliefhebbers als we zijn hebben we dat gedaan bij de Catlins. Daar leven de zeldzame yellow-eyed pinguïns en we hadden het geluk dat er een stuk of twaalf aan land kwamen. Dit soort pinguïns is vrij groot en het blijft toch erg grappig om deze diertjes over de rotsen te zien waggelen.
Volgende stop op de agenda was Dunedin. Dit is echt een hele rare stad, omdat het enorme hoogteverschillen heeft. Voor de wielrenners onder ons zou het een optimaal trainingsparcours kunnen zijn om een rondje door de stad te fietsen. Het is zelfs zo erg dat Dunedin de steilste straat ter wereld heeft. Deze straat wordt tijdens het chocoladecarnaval gebruikt om 50.000 chocoladeballen naar beneden te laten rollen in de Jaffa race. Drie maal raden wanneer dit carnaval was. Nadat we dus een Willy Wonka-achtig bezoek hadden gebracht aan de Cadburry fabriek konden we met twee lootjes vol spanning de Jaffa race bijwonen. Maar helaas, we wonnen geen duizend dollar aan chocola of een van de andere prijzen. Maar de lol was er niet minder om met 50.000 jaffa's en 15.000 toeschouwers.
Ondanks dat het centrum door de aardbevingen totaal verwoest is, wilden we toch een bezoek brengen aan Christchurch. Waarschijnlijk hebben jullie in Nederland wel gehoord van de aardbevingen in september en februari, maar in totaal zijn er duizenden schokken geweest in het afgelopen jaar. Bijna dagelijks zijn er nog schokken te voelen, zelfs op de dag dat wij aankwamen. Tijdens een rondje door de stad werd schrikbarend duidelijk wat er met de stad gebeurd is. Het hele centrum is ingestort of staat op instorten en is dus niet toegankelijk. Dat geldt ook voor het rugbystadion, dus werd de wedstrijd waar wij heen zijn geweest in een klein ander stadion afgewerkt. Met het WK op komst is de sport nog populairder geworden dat het al was, maar vanwege de interland van de All Blacks was het bij onze wedstrijd vrij rustig. Toch was het erg leuk om een keer deze nationale sport in het echt te zien. Wat een kerels!
Met een laatste echte stop in Kaikoura om zeehonden te zien kwam hiermee alweer bijna een einde aan onze reis door Nieuw-Zeeland. We hebben bijna 5000 kilometer gereden en dus een hoop kunnen zien, maar ook veel nog niet. De mensen zijn er super aardig, het land is divers en erg mooi, al met al een super bestemming. Soms gooide de winter wat roet in het eten, maar we mogen niet klagen. Na de overtocht hebben we in Wellington de auto weer bij Tony en Beth ingeleverd en zijn we eens lekker met ze uit eten gegaan om ze te bedanken. Op 5 augustus zijn we via Sydney richting Buenos Aires vertokken, maar daarover vast meer in het volgende stukje.
Wat een reis zijn we toch aan het maken. Niet normaal!
PS: Als toevoegingbij deze het filmpje over juni: http://www.dailymotion.com/video/k5dDugEk9LavKY2kdYi
Australie
Eind december hadden we het 55 euro ‘dure' ticket van Kuala Lumpur naar Perth, Australië al geboekt en halverwege juni was het dan zo ver. Bij het boeken hadden Rolf en ik ons nog niet ingelezen in Australië en toen we dat een maand voor vertrek deden, bleek dat Perth helemaal niet zo'n logische bestemming was. Perth is de meest afgelegen provincie hoofdplaats ter wereld en de provincie West Australië is zo groot dat Duitsland, Groot Brittannië en Japan makkelijk erin passen. Maar zoals al zo vaak is gebleken tijdens onze reis, de niet logische optie is vaak juist super mooi en dat was deze keer niet anders.
We landden om 5 uur 's ochtends en het vroege tijdstip was deze keer juist fijn, vanaf 2 uur werden namelijk alle vluchten van en naar Perth geannuleerd door de aswolk uit Chili. Het was wel even slikken toen we het vliegveld uitkwamen. Naast de winterkou werd het ook gelijk duidelijk qua prijzen dat we weer in een westers land waren. De vliegveldshuttlebus naar de stad was namelijk per persoon net zo duur als in Azië met zijn 2-en een hele dag eten en slapen. De Australische dollar staat op het moment heel sterk, waardoor het land nu zelfs voor Europeanen duur is met als extreem voorbeeld dat een kilo bananen hier nu omgerekend 14euro is. Al met al voor ons een reden om weer op een andere manier te gaan reizen. Een manier is bijvoorbeeld weer eens een keer zelf koken maar dat is ook wel weer eens leuk. Een andere manier van reizen is dat we nu ook het couchsurfen hebben ontdekt. We hadden al veel goede verhalen erover gehoord maar er zelf nog nooit aan gedaan en in Perth zou het de eerste keer worden. Couchsurfen is dat je via internet contact maakt met iemand die een extra slaapplek over heeft in zijn huis en waar je dan gratis kan blijven slapen. Je leert dus op een leuke manier mensen kennen en je hebt een slaapplek voor een nacht. Het adres is Perth was ook heel erg gezellig in een soort van zoete inval reizigershuis, er is altijd wel een plekje vrij voor iemand op de bank of de grond.
Terwijl we in de stad rondliepen voelde het in eerste instantie echt heel vreemd aan. Na 8 maanden Azië raak je eraan gewend dat je wat betreft uiterlijk opvalt en anders bent dan de gemiddelde persoon. Ik voelde me bijvoorbeeld merendeel van de tijd reus en dat is hier met alle westerse mensen niet meer het geval. Wat wel weer aardig vreemd was, was om in het financiële district te staan en iedereen strak in pak gehaast naar werk te zien gaan. Dan merk je wel dat je toch nog ‘anders' bent. Na een dagje de stad bekeken te hebben en in het mooie Kings Park gehangen te hebben zijn we nog 1 dagje in de gezellige stad Fremantle geweest voor we onze campervan op konden halen. En wat voor een campervan! Ondanks dat de algehele luxe nu semi weg is, was dat met deze campervan niet het geval. We hadden de goedkoopste voor dit deel van het land genomen, en dat was een hele mooie luxe en grote, zelfs Rolf kon er in staan. Na de campervan vol gestouwd te hebben met boodschappen zijn we op pad gedaan voor onze roadtrip naar het noorden en dan weer terug naar Perth. De eerste bestemming was Cervantes, hier ligt een natuurpark dat op een maanlandschap lijkt maar dan op aarde. In een woestijn die vanuit het niets verschijnt staan allemaal rotsen die hier al helemaal niet thuis horen. Ondanks niet zo gepland waren we er met zonsondergang en dit maakte het mooie plaatje alleen maar mooier.
Een nadeel van de mooie zonsondergang was dat we nu in het donker een slaapplek moesten zoeken. Officieel mag je niet in het donker rijden omdat je niet meer verzekerd bent vanwege de dieren die de weg overnemen. Onderweg hadden we de bewijzen hier al helaas van gezien want we hebben heel veel dode kangoeroes langs de weg zien liggen. In het donker rijden er dan wel bijna geen personenauto's meer, maar dit is ook het tijdstip dat de roadtrains naar buiten komen. Roadtrains zijn vrachtwagen op steroïden. Ze zijn ongeveer ter grote van 3 a 4 Nederlandse vrachtwagens en erg indrukwekkend. Wat dan wel weer leuk was van dat het donker was, is dat we onze eerste levende kangoeroe hebben gezien. Hij stond vlak naast de weg en toen Rolf afremde sprong hij in 2 sprongen over de weg en was hij na een paar seconden weer helemaal verdwenen in de bosjes. Echt super leuk om te zien. De eerste dag hebben we dan ook maar op een camping geslapen.
De tweede dag hebben we daarentegen wel gratis geslapen, alleen een beetje scheef. Om het meest van het daglicht te maken, zijn we de hele roadtrip steeds met de zon opgestaan (half 7 's ochtends) en zorgden we dat we met zonsondergang (half 6) al een slaapplek hadden. Het wordt zo snel donker dat er om 7uur 's avonds al een sterrenhemel zichtbaar is waarbij sterren te zien waarvan ik niet wist dat die er ook waren. We hebben een paar keer op een camping gestaan, vaak bij nationale parken, maar hebben vooral veel wild gekampeerd bij aangewezen parkeerplaatsen of gewoon langs de weg. Het is zo stil aan deze kant van het land dat er eigenlijk niemand langskomt en als het donker is je je echt waant in the middle of nowhere. Of tja eigenlijk zaten we dat ook wel steeds. Toch was de 2e dag en de 1e keer wild kamperen helaas niet zo goed gegaan. We dachten laten we bij een stille weg in de berm gaan staan zodat als iemand langs komt ze ons niet aanrijden. Maar ja helaas jammer dat de berm zo zacht was dat we helemaal weg zakten en vast kwamen te zitten. En natuurlijk kwam er niemand meer langs die avond. Na een nachtje stressen hebben we toch een auto kunnen aanhouden en heeft een stel ons heel aardig geholpen en konden we verder op pad.
In West Australië is het heel grappig om rond te rijden, de afstanden zijn echt bizar. De wegen zijn eindeloos lang en je kunt soms tot de horizon de weg recht vooruit zien lopen zonder iets of iemand te zien. Het is zelfs zo rustig dat als je tegenliggers tegen komt, men elkaar begroet. Dus elke keer weer gaat die hand omhoog om hoi te zeggen. Erg grappig. Soms rijd je 3uur van het ene plaatsje (misschien 3 huizen) tot de volgende plaats zonder iets tegen te komen. Dit is dus ook met benzinestations en als je een kwart tank hebt, moet je ook zorgen dat je tankt anders weet je zeker dat je weer ergens langs de kant van de weg stil komt te staan. Maar ja met afgelegen gebieden krijg je ook afgelegen prijzen. Terwijl de benzine in Perth nog 1,30 dollar was hebben we wel eens getankt voor 1.75 per liter, maar je hebt gewoon geen keus.
Naast hele mooie ruige kustlijnen te zien en een heel mooi nationaal park dat wel wat weg heeft van de Grand Canyon, kwamen we aan in Shark Bay. Shark Bay is een nationaal park en een marinepark, maar wat het heel erg bijzonder maakt is dat er veel dolfijnen zijn en ook een aantal die helemaal naar de kust komen. Je kunt hier in het water staan terwijl die beesten een halve meter van je vandaan zijn. In de jaren 60 is een visser begonnen met het bijvoeren van de dolfijnen en hierdoor zijn ze gewend geraakt om helemaal naar de kust te komen. Aangezien de dolfijntjes hierdoor wel heel erg lui werden hebben de voerders besloten het nu maar in 3 sessies te doen tussen 8 en 12 uur 's ochtends. En alleen de vrouwtjes met kinderen krijgen een klein beetje eten zodat ze wel op jacht blijven gaan en ze natuurlijk verdrag blijven vertonen, oftewel het blijven wilde dolfijnen. En de wilde dolfijnen komen ook naar binnen wanneer ze willen of helemaal niet als ze geen zin hebben. Wij hebben eerst 1 dolfijn met baby gezien, maar een klein uurtje later waren ze met zijn 12-en en dit was een super spektakel. Echt zo bijzonder om in het heldere water een dolfijn op een meter afstand bij je vandaan te zien zwemmen en je helemaal te bekijken, je ziet echt dat de dolfijn je aanstaart. Ik was zo enthousiast dat Rolf zo lief was dat toen hij werd uitgekozen om een dolfijn een vis te geven, dat hij mij het liet doen. Oftewel ik heb een (semi) wilde dolfijn gevoerd!
Letterlijk de volgende stop was Coral Bay zo'n 500km verderop. Dit is een plek waar een groot koraalgebied vlak bij het strand ligt. Hierdoor kan je vanaf het strand 30 meter zwemmen en dan heel mooi snorkelen, het is niet zo groot als het Great Barier Reef en vooral niet zo bekend maar het moet net zo mooi zijn. Het leukst was dat je als je een stuk zuidelijk liep en je in het water stapte dat je door de stroming vanzelf weer naar je beginplek werd afgedreven. Maar hoe mooi het snorkelen ook was, het water was toch wel wat koud. Coral Bay ligt zo noordelijk dat het zelfs in de winter zo'n 25 graden overdag blijft, maar de watertemperatuur doet hier helaas niet aan mee. Na een uurtje snorkelen voelde ik mijn tenen niet meer. Na ons bezoek hier werd het weer tijd richting Perth te gaan. Aangezien het 1100km rijden was, moesten we hier wel even voor uit trekken. We hebben nog een paar keer gestopt met als hoogtepunt een opvangcentrum voor dieren. Ze hebben hier heel veel kangoeroes die zorg nodig hebben en als soort van kinderboerderij nu daar zitten. Je kunt ze ook voeren en een paar wilden héél graag je voedsel hebben. Ze hadden ook een baby kangoeroe die ze gered hebben uit de buidel van haar aangereden moeder en die heb ik een tijd vast mogen houden. Zo lief!!! Ze zat in een tas die de buidel moest voorstellen en op een gegeven moment kwam ze eruit en sprong ze als mini kangoeroe een beetje in de rondte. Echt heel schattig. We hebben hier ook het bizarre feit geleerd dat kangoeroes baby's tot 15 maanden in hun buidel houden en tegen het eind ze al weer een nieuwe bij hebben. Er zitten dus vaak 2 babykangoeroes in de buik waarvoor de moeder 2 verschillende soorten melk kan maken. En als het zo droog is dat de moeder zelf moeilijk kan overleven, kan een vrouwtjeskangoeroe tot meer dan een jaar een bevrucht eicel niet laten inzakken. Op deze manier wordt ze niet zwanger en krijgt ze geen baby als ze zelf moeilijk kan overleven. Jaja, je leert nogal wat op reis.
Na West Australië wilden we toch ook nog wat van de bekende hoogtepunten meepakken op deze korte trip door het land heen, en zijn we naar Melbourne gevlogen met Tiger. Geluk of ongeluk, maar toen we in Sydney aankwamen bleek dat deze vliegtuigmaatschappij nu aan de grond is gezet door de overheid vanwege zeer ernstige veiligheidsrisico's. Wij zijn in ieder geval heel aangekomen! Hier hadden we weer een couchsurfadres bij een super aardig stel, Mat en Dimitri, en hun super luie grote en toffe kat Heide. Na de ochtend samen met Dimitri de stad bekeken te hebben zijn we 's middags in Melbourne stijl lekker bij het strand gaan zitten met een kopje koffie. Wat zijn de steden in Australië leefbaar en mooi! Wat een extra verrassing was, was dat er op de pier een kolonie pinguïns leeft. Ja, Australië heeft ook pinguïns. Toen mijn moeder dat zei toen mijn broertje naar Australië ging, heb ik haar nog uitgelachen omdat ik het niet geloofde, maar het is echt zo. De soort die hier leeft is wel de mini soort en ze worden niet groter dan 33cm, maar het zijn en blijven pinguïns in Australië. Echt heel bijzonder!
Vanaf Melbourne hadden we weer een campervan gehuurd, en ja weer de goedkoopste en hier werd het de beruchte Wicked Vans. Veel backpackers reizen met deze busjes omdat ze nu eenmaal zo goedkoop zijn, maar je krijgt dan ook waar je voor betaald. Toch was het oude busje best tof om in te rijden, met wat maffe regels. Je moet bijvoorbeeld verplicht iets aan de binnenkant zetten van de bus als boodschap voor de volgende mensen. We hadden van een vriend van Mat en Dimitri veel insidertips gekregen over Great Ocean Road en hebben echt genoten van het rijden op deze mooie weg. Een van de insidertips was om bij Kennet River te stoppen om de koala beertjes in het wild te zien. Er zitten er hier genoeg dus we konden ze niet missen. Best nutteloze diertjes die de hele dag in een boom hangen en merendeel van de tijd slapen, maar o zo schattig. Ik wil er nu een als huisdier. (ja ik wil alles al huisdier, maar even zien hoe dat gaat passen straks in Nederland)
De Great Ocean Road is een kustweg, duh, die echt heel vlak langs de kust loopt en waar veel dramatische kliffen te zien zijn. Veel mensen kennen wel de 12 Apostelen die aan deze weg liggen. Er zijn er onderhand maar 7 over, maar dit was voor mij geeneens een hoogtepunt van de trip, want de hele kust en weg is erg mooi. We hebben tijdens deze route ook een super mooie gratis slaapplek midden in het bos gehad, aanbevolen door een tourist information. We voelden ons weer alleen op de wereld omringt door allemaal beestjes, maar het eten maken was weer een aardig avontuur. . Aangezien het in dit gedeelte van Australië wel echt winter wordt met nachttemperaturen van 5 graden, wilden we wel graag wat warms eten, Het bleek alleen dat ons gas op was en we geen vervanging hadden. Gelukkig zijn er nog de vele parkeer- dan wel niet picknickplaatsen waar bijna altijd een gasbbq gratis tot je beschikking staat. Je moet natuurlijk wel altijd en overal kunnen bbq-en. Deze keer kwam het goed uit, maar het was een half uur lopen in het pikkedonker met 1 klein zaklampje. Ondanks dat ik soms overtuigd was dat een tak een slang was, hebben we het veilig terug gered naar de campervan en nog een paar kangoeroes onderweg gespot ook.
Na de Great Ocean Road zijn we langzaamaan naar Sydney gereden. De afstand was nu een stuk minder groot dan in West Australië dus iets minder rijduren, maar weer met veel mooie stops. We zijn nog naar het Wilson Promontory nationale park geweest. Wel heel treurig, dit park is 2 jaar geleden met de grote bosbranden voor de ene helft afgebrand en dit jaar is de andere helft beschadigd geraakt door heftige overstromingen. Je kunt dit gedeelte dus nu ook niet in, maar in de andere helft zijn er alsnog hele mooie wandelingen te maken en veel dieren te spotten. Er zijn hier in Australië zoveel vreemde vogels en andere beestjes, dat je altijd wel iets hebt om naar te kijken. We hebben hier ook voor het eerst een wilde kangoeroe met baby in de buidel gezien. Na dit nationale park zijn we naar het gebied Jervis Bay gereden. Dit is een baai zo'n 2,5 uur van Sydney vandaan met wederom mooie natuur en diertjes. Tijdens de walvismigratie komen de walvissen dicht langs de kust hier en dit maakt het een mooie spot om walvissen te bekijken. En laat nu net de noordelijke walvismigratie aan de gang zijn... We zijn op een walvistoer geweest en hebben 14 humpback walvissen gezien. Helaas wilden ze niet heel dichtbij onze boot komen, en waren ze niet in breaching stemming (het verticaal uit het water springen, oftewel trucjes) maar het was alsnog zo mooi om deze beesten in het echt te zien. Ze zijn zo groot dat je je als mens maar weer nietig voelt. Wat wel erg goed nieuws is, is dat de walvissen als diersoort aan een opmars begonnen zijn. Na een tijdlang bedreigd te zijn, nemen ze nu als soort per jaar met 14% toe en dit is gigantisch veel. Er was ook een record aantal walvissen gespot tijdens de laatste telling. Toch leuk om te horen dat de vele regels die er zijn ook nut hebben voor dieren.
Aangezien het zo mooi en relaxed was in Jervis Bay hebben we er even gezeten. De mensen waren ook te vriendelijk. Naast dat we van de walvissentoermevrouw gratis een upgrade kregen naar de duurdere toer want die zouden we zoveel leuker vinden, hebben we ook een grappige ervaring gehad in een restaurant. We hadden 's avonds nog zin in een kopje koffie en kwamen in een heel leuk restaurantje terecht. Er werkten 2 van die echte relaxte surf dudes die heel aardig waren. Na gezellig gekletst te hebben met de een, kregen we een gratis brownie bij de koffie. Nou niet verkeerd. Maar alsof dat het nog niet was, kwam de ander uit de open keuken ook nog even kletsen en kregen we 2 bakken met eten van ze mee. Echt heel erg lekker eten, en zo aardig. We voelden ons nog even bezwaard en vroegen ons af of we er nou gewoon als schooiers uitzagen ofzo, maar realiseerden ons al snel dat het gewoon echt super aardig bedoeld was. We moesten alleen iedereen in Nederland vertellen over het restaurant Pilgrims in Jervis Bay, dus bij deze.
Na nog een keer Fish&chips, de vis is hier over het algemeen haai, gegeten te hebben, kwamen we in Sydney aan. Hier hadden we weer een couchsurfplek bij een stel met een 10maanden oude baby. Ze woonden dichtbij het centrum dus de ideale plek om in Sydney te zijn, maar vooral weer erg gezellig. Het was ook echt super om in Sydney rond te lopen. Om de Harbourbridge en het Opera House in het echt te zien is toch een bizarre ervaring en laat je weer eens beseffen hoe ver je van huis bent. Sydney is een stuk metropolischer en groter dan Melbourne, maar het voelt nog steeds erg leefbaar aan. Ik vond het een super stad met vele schattige wijken en restaurantjes. Wat ook erg grappig was is dat we nog met een oud studiegenootje van mij die nu tijdelijk in Sydney woont een kop koffie hebben gedaan. Ik had haar al een jaar of 6 niet gesproken of gezien, maar facebook blijkt maar weer het medium te zijn om in contact te komen met oude bekenden. Zij heeft ons ook nog meegenomen naar de Botanic garden waar kaketoes gevoerd worden en ze zo blij zijn met het eten dat ze op je komen zitten. Voelde me helemaal piraat met zo'n grote vogel op mijn schouder en toch ook wat minder stoer toen er een met zijn grote poten op mijn hoofd ging zitten. De laatste dag in Sydney zijn we nog naar de kust gegaan. In Australië liggen de steden allemaal aan de rand van het land, waardoor er vele stranden zijn die in dan wel niet tegen de stad aan liggen. Bondi Beach is een van die stranden die bekend is over de hele wereld. We hebben op onze laatste dag nog een mooie wandeling gemaakt van Congee Beach naar Bondi waarbij we vergezeld werden door een stuk of 10 dolfijnen die lekker in het water dezelfde route aan het afleggen waren. Dit was vooral erg leuk toen op een stuk het water zo helder was, dat je kon zien dat 4 dolfijnen aan het onderwatersurfen waren in de golven, ze gingen met een grote vaart mee met de golf.
Al met al hebben we weer volop genoten van onze tijd in Australië. In 3 weken tijd hebben we veel afstand afgelegd en heel veel mooie natuur en vooral dieren gezien. Ondanks dat mijn verhaal al zo lang is, zijn er nog genoeg andere mooie dingen en ervaringen die we mee hebben gemaakt, maar ik wilde jullie een boekwerk besparen. Drie weken is kort voor Australië, maar we hadden de keus gemaakt alleen een hint van dit gigantische land mee te krijgen om financieel niet aan de grond te raken. Australië is altijd duur, maar met de huidige wisselkoers is het gewoon bijna niet te doen. Met wonen en werken zou het al een stuk leefbaarder zijn, want het minimumloon is 17dollar per uur. Maar we genieten nog iets te veel van het reizen om of te gaan werken of al naar huis te gaan dus dan maar kort in dit land. We kunnen nog altijd terug komen op een dag en je moet altijd iets overhouden om over te dromen toch?